Aan de reizigers
Dit is de weg naar de Borgopas. Reizen op de naamdag van de heilige Georgius wordt hier ten sterkste afgeraden.
"Stond dit bord hier zo net ook al?" vroeg Anne-Christine.
"Welk bord?" vroeg Lisabeth die zich nog de tranen uit de ogen veegde. Het duurde even voordat de tekst tot haar doordrong.
"Ach wat", lachte ze verder, "de naamdag van de heilige Joris is ergens in het voorjaar, daar maken wij ons toch niet druk om. Bovendien hoeven wij helemaal niet over die pas. Maar het begint nu winter te worden en we moeten snel maken dat we nog thuis komen".
"Gelijk heb je", zei Anne-Christine. "Ik houd meer van de warmte dan van de sneeuw. Kom mee, we spannen de paarden uit, dan gaan we sneller en blijven we warmer dan in die open koets".
"Wat een geluk dat ik als Grootvorstin de beschikking heb over een echte troika!" stelde Lisabeth tevreden vast toen ze weer op weg waren. "Zo is er voor ieder van ons beiden nog een paard over".
"Het bevalt me niks", zei Anne-Christine, "er is iets niet in orde. Er is iets dreigends aan deze omgeving waar ik iedere keer hoogst onrustig van wordt!"
"Ja, je hebt wel geljk, maar de mensen zijn hier vast heel vriendelijk", bedacht Lisabeth onder het rijden. "Dat heb je vaak in zulke arme streken. Eigenlijk zou ik wat meer van mijn onderdanen moeten weten, maar dat komt nog wel een keer. Nu ga ik liever zo snel mogelijk naar Weezebeecke toe".
In de eerste herberg waar ze die morgen aankwamen zou Lisabeth haar onderdanen meteen al heel wat beter leren kennen.
Hoewel het er schamel was ingericht was het in de herberg stampvol. De aanwezigen sloegen zonder uitzondering een beschermend kruisje zodra ze de twee meisjes zagen binnentreden en toen deze een plaatsje bij de haard zochten, stonden alle ontbijtende gasten snel op en stelden hun plaats meteen ter beschikking aan de verkleumde reizigers.
"Dat is niet nodig", zei Anne-Christine in haar beste Transsyldavisch. Maar er was geen aanwezige die van zijn voornemen was af te brengen en allen liepen ze achterstevoren de herberg uit, biddend en kruisjes slaand, zodat uiteindelijk alleen de waard achter bleef.
"Dat gebeurt me nu iedere keer als ik hier ben!" zei Anne-Christine. "Dat is toch niet normaal?"
"Ze zijn niet gewend aan zulke voorname personen als wij!" meende Lisabeth. "Ze zijn hier waarschijnlijk helemaal niet veel gewend".
"Het is hier lekker warm, hè?" vroeg Lisabeth toen ze in de zetel bij het haardvuur plofte. "En toen was er soep! Anne, wil je eens wat bestellen in dat taaltje van je?"
Anne deed haar best en de herbergier die de meisjes geen seconde uit het oog had verloren sinds hun entree, sloeg een kruisje en spoedde zich daarna naar de keuken om na enige tijd terug te keren met een grote pan soep van waaruit hij de borden zwijgend tot de rand toe vulde.
"Altijd weer die knoflooksmaak!" riep Anne-Christine, "het lijkt wel of ze hier niets anders hebben dan knoflooksoep. Zou er behalve knoflook nog iets anders in zitten?"
"Uien! Ik ben stapelgek op knoflook en uien!" zei Lisabeth en ze at haar bordje snel leeg, waarna ze het schoonwreef met een homp brood. "Ik lust eigenlijk nog wel wat!"
"Lisabeth, hoor je ook wolven huilen?" vroeg Anne-Christine toen ze hun laatste bord hadden leeggegeten.
"O ja, die hoorde ik al toen we nog op ons paard zaten, maar het zijn lieve dieren hoor. Je kunt ze gemakkelijk wegjagen als je even 'pssjt' roept. Mijn vader scheen dat ook te doen in Mongolië en Siberië".
Bij het 'pssjt' van Lisabeth had de waard van ontzetting een stap achteruit gedaan en vouwde daarbij zijn handen, waarna hij zijn ogen dicht deed.
"Wat heeft die nú weer?" vroeg Lisabeth, "wil je hem dat eens vragen?"
"Ik zal mijn best doen", zei Anne-Christine, waarna ze wachtte totdat de waard zijn gebed had beëindigd.
Nadat het gesprek in voor Lisabeth onbegrijpelijke termen was verlopen, zei Anne-Chistine:
"Vanochtend is er vlak voordat wij aankwamen een man gearriveerd, door de wolven omringd. Ook hij had na het afstijgen dat geluid gemaakt en de wolven waren daarop uiteengestoven. Dit heeft diepe indruk gemaakt op de andere gasten".
"Zie je wel dat het klopt!" zei Lisabeth trots. "Is die man hier nog? Ik zou hem wel eens willen ontmoeten".
"Dat was ook het eerste wat ik vroeg en het antwoord is ja. Het is een man met een hoge hoed en een brilletje en hij reist op een ongezadeld paard".
"Dat is grappig!" zei Lisabeth, "dat lijkt onze Govert Gosseling wel te zijn!"
"Wat je grappig noemt", zei Anne, "wij moeten ook slapen en met dat mannetje in je buurt weet je maar nooit".
"We nemen aparte kamers, Anne", zei Lisabeth, "we hebben het Servies in de buurt en ik wil vannacht lekker kunnen slapen".
"Het is al goed, ik weet best wat je bedoelt", murmelde Anne-Christine binnensmonds, "en hoe laat gaan we dan weer verder?"
"Het is nu zeven uur in de ochtend. Als we vanmiddag om twee uur te paard zijn, halen we dan de volgende herberg?" vroeg Lisabeth.
"Niet voor middernacht", berekende Anne-Christine, "ook als alles meezit zijn we daar niet binnen tien uur reizen en nu komt die sneeuw daar nog bij. Neem er maar twaalf uur reizen voor dus reken maar op twee uur in de nacht".
"Dan gaan we om één uur weg", geeuwde Lisabeth en ze stond op met de opgerolde paardendeken onder haar arm.
"Govert, slaap je nog?" vroeg Anne-Christine toen ze wat uurtjes later de kamer van Gosseling binnenstapte.
"Nee, ik lig wat na te denken over jullie en over het Servies", zei hij zacht, "want ik wist dat jullie hier langs zouden komen".
"Mag ik binnenkomen?" vroeg ze en ze wachtte het antwoord niet af, maar liep naar het bed toe en ging op de rand ervan zitten.
"Weet je, Govert, ik moet nog vaak aan dat transformatieverhaal denken dat je me vertelde. Alles wat je doet heeft invloed op alles, is het niet?"
"Zo zou je het kunnen zeggen", zei Govert slaperig, "maar soms is die invloed maar klein en dan kan je hem beter verwaarlozen. Op zo'n manier houd je een systeem over waarin maar een beperkt aantal gegevens van belang zijn".
Hij zei het routinematig en trok de dekens nog eens lekker over zich heen terwijl hij aanstalte maakte om zich nog eens om te draaien.
"Wat is voor mij van belang?" vroeg Anne en Govert dacht even over deze vraag na.
"Ik denk dat het Servies voor jou heel belangrijk is, evenals voor mij trouwens", zei Govert terwijl hij zich oprichtte.
"En op dit moment hebben we het geen van tweeën. Lisabeth heeft het in een opgerolde paardendeken, tenminste, ze zegt dat ze het Servies daarin heeft", zei Anne en uit haar woorden spraken negatieve gevoelens. "Zelf heb ik er nog geen blik op mogen werpen".
"En dat kan je niet goed hebben?" vroeg Gosseling die zijn bril opzette en haar daarna onderzoekend aankeek.
"Nee, natuurlijk niet! Het is mijn Servies en ik wil niet dat zij er met haar handen aanzit!" riep Anne-Christine hard.
"Maar ze is toch je vriendin? Je zult het heus wel terugkrijgen van haar", veronderstelde hij.
"Ja, maar ze wil me wel eerst flink laten voelen dat zij het voor me heeft teruggehaald en ik weet zeker dat ze me het niet laat zien voordat we terug zijn in Weezebeecke. Dan zal ze het met een groots gebaar aan me overhandigen en dan is het allemaal haar verdienste!" zei Anne-Christine met verheven stem. "Ik wil het voor die tijd zelf veroverd hebben. Van mij mag je het bij haar wegnemen. Ze zal nu wel slapen en zo ver weg kan dat Servies niet zijn. Ik denk dat je het zo uit haar kamer kunt pakken en als je het hebt, zal ik je tot over de hele wereld achterna zitten om het van jou terug te stelen. Dat doe ik nog liever dan het uit haar handen ontvangen".
"Dat is niet netjes van je, Anne", zei Gosseling nadenkend, "Lisabeth is tenslotte je vriendin. Maar het is wel begrijpelijk en ik zal ook zeker op je aanbod ingaan. In een opgerolde paardendeken zei je?"
"Ja", zei Anne-Christine ferm, "en die zat niet op het linker paard, maar onder de voorbank. Ze lachte zich een kriek om je, als je dat maar weet!"
"Je bent echt boos op haar, hè?" vroeg Gosseling en Anne zag zijn ogen glimmen van een binnenpretje dat hij scheen te hebben. "Ik zal kijken wat ik voor je kan doen, Anne".
Gosseling gleed tussen de omvangrijke stapel dekens vandaan en schrok van de koude vloer.
"Het wordt al koud. We kunnen elkaar niet meer al te veel dwars zitten, want dan komen we nooit meer thuis!" meende hij, terwijl hij zijn kleren snel aanschoot.
"Ik ga met je mee, maar ik blijf buiten staan, want Lisabeth mag me niet zien!" zei Anne en ze liep achter Gosseling aan, die zijn weg naar de deur van zijn kamer zocht.
"Tweede kamer links!" zei Anne zachtjes toen hij de deur voorzichtig opendraaide.
Gosseling sloop op zijn tenen naar de kamer en keek naar Anne-Christine toen hij de knop voorzichtig omdraaide en Anne lachte hem daarbij bemoedigend toe. Het duurde niet lang of ze zag hem naar binenstappen.
"Ze is er niet!" riep de geleerde uit toen hij direkt daarna de kamer van Lisabeth weer uitkwam. "Haar kleren liggen er wel, maar ze ligt niet in bed. Het bed is niet eens beslapen!"
Anne holde naar de kamer van Lisabeth en zag in één oogopslag dat de woorden van de geleerde juist waren. Op de stoel lagen de kleren van haar vriendin, die zelf nergens te bekennen was.
"En de deken met het Servies?" vroeg Anne, "heb je daar al naar gezocht?"
"Nog niet", zei Gosseling die een beetje in de war leek te zijn.
Samen begonnen ze de kamer te doorzoeken, maar noch van Lisabeth, noch van het Servies vonden ze een spoor.
"Kom mee naar mijn kamer, dan kunnen we bedenken wat ons te doen staat" zei Anne-Christine, "want dit bevalt me niets".
"Een goed idee", zei een verwarde Gosseling. "Ik snap er ook niet alles van. Lisabeth is er niet het meisje naar om je te bedriegen. Het lijkt me toch sterk dat ze er tussenuit is gepiept met jouw schat".
"Voorlopig houd ik alle mogelijkheden open", zei Anne, "ze heeft het handig voor elkaar. Met een smoesje geeft ze me een aparte kamer en dat zou best eens kunnen zijn om er stilletjes en alleen tussenuit te kunnen knijpen. Ik ga maar eerst eens kijken of alle paarden er nog staan".
Na deze woorden liep ze haar kamer uit en Gosseling hoorde haar naar beneden lopen. Na enige tijd kwam ze terug.
"Alle paarden zijn er nog en ook de waard heeft haar niet gezien", verklaarde Anne.
"Dan moet ze hier nog in de herberg zijn!" zei Gosseling. "Ze zal toch niet in rook zijn opgegaan?"
Anne dacht even na en zei uiteindelijk:
"Of ze heeft zich naar een andere tijd verplaatst, of naar een andere ruimte. Ze heeft tenslotte het Servies in haar bezit en de zon is al een tijdje op. Wie weet waar ze op dit moment zit!"
"Dat kan niet, Anne", zei Gosseling, "als je door de tijd reist, verdwijn je niet echt. Toen ik het Servies terughaalde zag je me toch ook niet verdwijnen?"
"Nee", zei Anne bedeesd, "maar volgens mij heb je dat Servies toen ook heel erg snel weggenomen, is het niet?"
"Daar heb je gelijk in", zei Gosseling, "maar als ik met concentratie reis, heb ik het gevoel dat mijn lichaam in het heden blijft".
"Wie weet voel je dat wel verkeerd en gaat je lichaam wel degelijk mee", zei Anne. "Je kunt tenslotte ook dingen mee terugnemen. Kan je nu niet even wat langer door de tijd reizen, dan zou ik kunnen zien of je echt verdwijnt".
Gosseling schrok zichtbaar:
"Anne! Reizen door de tijd is geen grapje, dat kost enorm veel inspanning. Bovendien zie ik nu niet waar ik terecht kom, want het Servies is zoek. Wie weet kom ik midden in een moeras terecht, wat me al eens eerder is overkomen. Nee, daar voel ik niets voor!"
"Zeg dan hoe ik het moet doen", zei Anne-Christine na enig nadenken, "dan neem ik het risico wel. Dat wil je toch wel voor me doen?"
"Ja, natuurlijk", zei Gosseling, "wil je hier en nu meteen door de tijd leren reizen?"
"Ja, want wie weet wat Lisabeth inmiddels al voor schade heeft aangericht!" verklaarde Anne.
"Dat is niet de goed houding, Anne", zei Gosseling. "Je moet je concentreren op waar je naar toe gaat en niet op de zorgen die je nu hebt".
"Jeetje", zei Anne-Christine, "dan wordt het moeilijk want de gedachte dat Lisabeth er met mijn spullen vandoor is, laat me niet los".
"Je zult er toch je best voor moeten doen, Anne, want dat is echt de enige manier. Je moet volledig vrij zijn van alle zorgen en je zuiver en alleen concentreren op de plaats en de tijd waar je naar toe wilt. Pas als je daar bent aangekomen kan je denken aan de taak die je daar hebt. Maar waar wil je naar toe?" vroeg Gosseling die Anne-Christine ernstig aankeek.
Anne wist het niet.
"Waar zou jij naar toe gaan als je Lisabeth was?" vroeg ze op haar beurt.
De geleerde kon een lach niet onderdrukken.
"Dus ik ben even Lisabeth en ik kan door tijd en ruimte reizen?" vroeg hij. "Dan zou ik naar Weezebeecke gaan, denk ik".
"Waarom?" vroeg Anne-Christine nieuwsgierig.
"Ja, dat weet ik ook niet, iedere plaats is natuurlijk even goed. Het is een zuivere gevoelskwestie en daarom zeg ik Weezebeecke, maar als jij het beter weet....!"
"Nee, nee", hervond Anne-Christine zich, "dat lijkt mij ook het meest waarschijnlijke en ik zal dan ook proberen om ook naar huis te gaan en ik hoop om haar daar nog op tijd te treffen, voordat ze gekke dingen met mijn Servies gaat uithalen".
"Ach, misschien zet ze het daar alleen maar veilig en netjes neer om het nu niet te hoeven meesjouwen!" bedacht Gosseling. "Wie weet staat ze over een uurtje of wat weer voor onze neus om ons naar Weezebeecke te vergezellen".
"Ze moet niet zo eigengereid zijn!" zei Anne boos, "dan hoefde ik nu niet te leren om door tijd en ruimte te reizen. Nou, ga eens verder, wat moet je nog meer doen om in Weezebeecke te geraken?"
"Je moet je hoofd helemaal leeg krijgen", zei Gosseling, "Je mag geen wensen of zorgen meer hebben en je moet alles om je heen vergeten. Op het moment dat je je van je omgeving en je lichaam bevrijd voelt, moet je die leegte vullen met het beeld van je Kasteel".
"Goed!" zei Anne, "dat klinkt logisch en ik zal mijn best doen".
Ze sloot haar ogen en bleef enige tijd zo zitten.
"Ik kan het echt niet!", zei ze na verloop van tijd, "Ik blijf maar denken aan die stomme Lisabeth die nu ergens met mijn Servies is en bovendien hoor ik je ademhalen, wat me ook afleidt".
"Daar is wel wat aan te doen!" verklaarde Gosseling. "Dat is een beginnersprobleem waar je even doorheen moet. Oosterse wijzen die willen mediteren bevelen in zo'n geval aan om een zinnetje tot in het oneindige te herhalen. Als je je daarop concentreert dan overstem je de overige geluiden en gedachten en dan gaat het al heel wat beter, dat zal je zien".
"Wat voor zinnetje is dat dan?" vroeg Anne-Christine verbaasd.
"Oh, dat maakt niets uit, het hoeft niet eens een echte zin te zijn. Losse lettergrepen zijn ook goed, als het alles bij elkaar maar niet te lang is. Het gaat voornamelijk om de klank ervan. 'Ik ben dom' zou het volgens mij goed doen. Daarmee cijfer je jezelf al wat weg en de klanken liggen ook goed".
"Als het dan wel gaat", zei Anne en ze begon het door Gosseling voorgestelde zinnetje eentonig te herhalen.
"Ik kan het nog steeds echt niet", zei Anne nadat ze vele honderden keren had gezegd dat ze dom was. "Ik denk nog steeds aan van alles en nog wat. Maar het was toch niet voor niets, want één van de dingen waaraan ik dacht was dat Lisabeth helemaal niet uit onze tijd hoeft te komen en naar een andere tijd is toegegaan. Het kan ook andersom! Volgens mij komt Lisabeth niet uit onze tijd, maar juist uit een andere tijd en is ze nu teruggegaan naar haar eigen tijd. In zo'n geval laat je geen sporen na en ben je echt van de aardbodem verdwenen".
"Ja, Anne, dat zou inderdaad zo kunnen zijn en ik vind het heel slim bedacht. Maar wie is ze dan, dat ze zo uit een andere tijd kon komen? Ze zal dan toch iets met het Servies te maken moeten hebben. Bovendien lijkt ze sterk op jou. Ze zal allicht een familielid van je zijn, uit de toekomst, dan wel uit het verleden. Misschien is ze wel je eigen dochter!" zei Gosseling, die een glimlach niet kon onderdrukken.
"Ik weet eigenlijk niets van haar", zei Anne die zich de ernst van de zaak begon te realiseren. "Maar ze hoeft niet mijn dochter te zijn alleen omdat ze een beetje op mij lijkt. Ze kan wel iedereen zijn, want de bewijzen die ze ons geleverd heeft zijn helemaal niet overtuigend. Ze had alleen een reisikoon en wat verhalen over een vader waar niks van klopte. We weten eigenlijk nog steeds niet wie haar vader en moeder nu eigenlijk zijn. Ze kan wel de geliefde van Attilla zijn".
"Dat lijkt me onwaarschijnlijk", zei Gosseling, "dan zou ze toch onze taal niet zo goed spreken. Het lijkt me daarom toch dat ze in ieder geval uit een tijd dicht bij de onze moet komen".
"Hoe dan ook", zei Anne verstoord, "volgens mij komt ze uit een andere tijd en heeft ze het Servies nu meegenomen. Ze heeft eerst mijn vertrouwen gewonnen om er nu met mijn grootste schat vandoor te gaan!" en bij deze woorden barste ze in snikken uit.
"Kom nou, zo erg is het toch ook weer niet?" zei Gosseling die zijn arm om haar heensloeg. "Je weet gewoon niet wat er aan de hand is en je moet niet meteen het ergste denken. Ze kan wel een eindje zijn gaan wandelen. Misschien dat de slaapdrank van de Grootvorst weer is gaan werken en is ze gaan slaapwandelen!"
Anne-Christine schrok:
"Nee, dat kan niet, want dan zou de waard haar hebben zien lopen, want er is maar een mogelijkheid om naar buiten te geraken".
"Misschien is ze door het raam naar buiten geslaapwandeld. Slaapwandelaars worden soms ware geveltoeristen weet je, daar hoor je de wildste verhalen over".
Bij deze woorden stond Anne meteen op en liep naar het raam dat ze met een enkele beweging opende. De koude wind gierde door de luiken en toen toen ze deze ook open deed, moest Gosseling huiveren.
"Geen spoortje te zien", zei Anne gerust. "De sneeuw is niet betreden. Lisabeth is niet lopend weggegaan. Hier is iets heel anders aan de hand, maar wat?"
Ze verzonk in diep gepeins van waaruit Gosseling haar na verloop van tijd terughaalde.
"Als Lisabeth inderdaad naar haar eigen tijd terug is met jouw Servies, dan sta je toch voor een hopeloze taak, Anne. Hoe kan je haar dan vinden?" vroeg hij. "Ze kan wel uit iedere tijd komen en wie weet is ze meteen doorgegaan naar een ander tijdperk. Dat wordt een duivelse jacht om haar dan terug te vinden. Kriskras door de eeuwen achter een Servies aan, dat is toch gekkenwerk? Ik zou niet weten waar je zo'n jacht moest aanvangen".
"Had ik die brieven maar nooit aan jou gegeven! Jij met je mooie praatjes altijd!" zei Anne-Christine. "Nu kan ik helemaal overnieuw beginnen en ik heb nu geen enkel houvast meer!" en weer stroomden de tranen over haar wangen.
"Maar jij?" vroeg Anne plotseling, "jij blijft er allemaal zo koel onder. Vind jij het dan niet erg dat het Servies weg is? Het betekent toch ook veel voor jou?"
Gosseling wist zo gauw niet wat te zeggen.
"Ja... het betekent heel veel voor me, Anne, echt waar, maar als het echt weg is, zoals jij denkt, dan zou ik het ook niet terug weten te krijgen", zei hij uiteindelijk.
"Als? als? Heb je zelf geen idee waar het Servies kan zijn?" vroeg Anne. "Je bent zo weinig onder de indruk, dat bevalt me niks. Heb jij de verdwijning van Lisabeth en het Servies soms op je geweten?"
Gosseling moest hard lachen bij het horen van deze woorden.
"Je hebt het bijna door, Anne!" riep hij luid lachend en Anne-Christine schrok van deze reactie.
"Ik ben een ongelofelijke sukkel", zei ze toen ze haar fout inzag. "Ga maar weg. Ik ga nog proberen om een uurtje of wat slapen".
"Dat is het beste wat je op dit moment kunt doen!" zei Gosseling. "Slaap maar lekker!" en hij gaf Anne een kus op haar voorhoofd, voordat hij haar kamer uitstapte en de deur achter zich dichttrok.
Om één uur stipt zaten Anne-Christine, Lisabeth en Gosseling weer te paard.
"Zeg het voortaan van te voren als je weer eens bij Govert onder de dekens kruipt. Dat bespaart me een hoop zoekwerk", zei Anne-Christine mokkend tegen Lisabeth, waarop Govert moeite had om zijn gezicht in de plooi te houden.