Het Moskovisch Servies 2.4


Beste Gosseling,

Ik heb er ook geen idee van wat er aan de hand is. Volgens afspraak had je het Servies terug moeten krijgen, maar om een mij onbekende reden is het er niet van gekomen. Lisabeth weet wat er gebeurd is, maar ze wil het me niet vertellen. Vanavond kunnen we de situatie misschien bespreken zonder haar er bij. Ik kom naar jouw kamer.

Je Anne-Christine


"Dat heb je knap voor elkaar", zei Anne later op de dag. De stemming was er niet beter op geworden sinds Gosseling door de lakei was weggevoerd terwijl het Servies in geen velden of wegen te bekennen was.
"Maar waar is het Moskovisch Servies nu?" probeerde ze voor de zoveelste keer, "want ik zie het ook nergens".
"Ach je moet gewoon goed nadenken", zei Lisabeth, "dan kom je het verst. Ik beloof je, Anne, we gaan hier niet weg zonder Servies".
"Dat is dan een hele geruststelling", zei Anne-Christine. "Maar ik zou me toch wat veiliger voelen als je me wat meer bij je operaties betrok".
"Volgende keer misschien", zei Lisabeth, "voorlopig schep ik er een onbedaarlijk genoegen in om de mogelijkheden helemaal uit te buiten".
"Welke mogelijkheden?" vroeg Anne.
"De mogelijkheden van het zwarte gat in deze kamer!" zei Lisabeth geheimzinnig.

"Zwarte gat?" vroeg Anne zich tijdens het verloop van de dag voortdurend af, "wat is een zwart gat?"
Uiteindelijk bracht Lisabeth wat licht in de duisternis:
"Een zwart gat is een plaats in de ruimte waarin alles verdwijnt. Een zwart gat treedt op als er ergens veel materie is opgehoopt. Door de enorme zwaartekracht die er dan optreedt, wordt er steeds maar weer nieuwe materie aangetrokken. Daarmee wordt de zwaartekracht zo groot dat er zelfs geen licht meer kan ontsnappen. Het licht zelf wordt opgeslorpt en daardoor ziet het er als een zwart gat uit".
"En zo iets zit in deze kamer?" vroeg Anne-Christine verbaasd.
"Niet precies, maar wel iets wat er op lijkt!" zei Lisabeth, "en ik ga vanavond eens kijken wat er allemaal in dat gat te vinden is".
"Dat doe je dan maar alleen", zei Anne-Christine, "want ik wil ook even op mezelf zijn".

Die avond ging Anne naar Gosseling om met hem de situatie grondig te bespreken.
"Het spijt me, Govert, maar ik kan er allemaal ook niet veel aan doen. Lisabeth heeft op dit moment de touwtjes stevig in handen en ik zou niet weten hoe we daaraan een eind konden maken. Het was eerlijk mijn bedoeling om je de helft van het Servies te geven. Dat moet je van me geloven. Het was Lisabeth die van te voren wist dat je het niet langer dan een paar minuten in je bezit zou hebben".
"Niet langer dan een paar minuten?" vroeg Gosseling, "als het tien tellen waren, dan was het veel. Maar ik heb het in mijn handen gehad, dat zweer ik je. Toen die lakei binnenkwam werd ik afgeleid en ik weet niet hoe het Servies in die korte tijd verdwenen is".
"Kan het zijn dat het verdween doordat je het prisma wegnam. Dat je alleen dingen kunt terughalen onder invloed van het gebroken licht?"
"Dat ligt voor de hand, hè?" vroeg Gosseling, "maar ik heb al zoveel dingen uit andere tijden meegenomen. Ik heb die beelden uit dat Kristal helemaal niet nodig. Het enige is, dat ik zonder Kristal niet goed weet waar ik terecht kom met mijn geconcentreerde gedachten. Als ik precies moet uitkomen, zoals vandaag, dan zijn die beelden heel behulpzaam en zonder de kroonluchter was mijn reis nooit zo goed verlopen als het vandaag lukte".
"Ja, zulks dacht ik al", mijmerde Anne, "maar dat neemt niet weg dat Lisabeth iets weet wat ik niet weet en wat jij ook niet weet en dat is waar het Servies zich op dit moment bevindt".
"Heeft ze er nog niets over losgelaten?" vroeg Gosseling.
"Jawel", zei Anne-Christine, "ze zegt dat er in onze kamer een zwart gat zit, waarin alles verdwijnt, zelfs het licht kan er niet uitkomen en op dit moment is ze aan het kijken wat ze in dat zwarte gat kan vinden".
"Een zwart gat", zei Gosseling, "het Servies zit dus in een zwart gat".

"Hallo Anne", zei Lisabeth toen haar vriendin van haar bezoek terugkwam, "kijk eens wat ik in het zwarte gat gevonden heb!"
Ze strekte haar hand uit en om haar ringvinger schitterde een ring met een lapis lazuli, in een vatting van een zevental groene hartvormige bladeren.
"Prachtig", zei Anne, "dat lijkt me een oude ring".
"Hij is Egyptisch van oorsprong", zei Lisabeth, zeker van haar zaak.
"Komt die ring uit het beroemde zwarte gat in deze kamer?" vroeg Anne enigszins hatelijk.
"Ja, en ik ben je Servies er ook in tegengekomen, evenals nog een aantal andere dingen, onder andere je prisma". Ze overhandigde Anne dit glazen kleinood. Anne nam het zwijgend in ontvangst. "En wat heb jij gedaan?" vroeg Lisabeth.
"Ik ben bij Gosseling langsgeweest", zei Anne-Christine eerlijk.
"Oh, leuk! En had hij nog iets te melden?" wilde Lisabeth weten.
Anne dacht even na: "Nou nee...., of toch...., hij had gehoord dat de Grootvorst morgen terugkomt".
"Mooi zo, dan kan hij al snel mijn ring zien", zei Lisabeth, die dit nieuws tevreden aanhoorde.

"Mijn Heldin van het Kristal!" waren de woorden waarmee de Grootvorst Anne-Christine de volgende dag zou begroeten.
"Mijn Heer, wat een geluk om u weer te zien", zei Anne terug en voordat de Grootvorst haar kon aanraken, ging ze verder met: "wilt u mijn vrienden niet ontmoeten?"
Ze wees op Gosseling die samen met haar en Lisabeth tot het werkvertrek waren toegelaten.
"Hoogheid!" zei Gosseling, "ik wilde u danken voor mijn verblijf in uw slot om te weten te komen wat er met mijn zoon Alexej is gebeurd. Niet dat mijn onderzoek hier veel heeft opgeleverd, maar uw gastvrijheid is er niet minder om".
De Grootvorst had weinig belangstelling voor deze woorden, want zijn aandacht ging al enige tijd geheel en al uit naar de hand van Lisabeth.
"De Wolkenring!" riep hij toen hij zich ervan bewust werd wat zijn blik had aangetrokken. "Waar heb je die vandaan?"

"Ik heb een grote reis moeten maken om deze ring te vinden, Hoogheid", zei Lisabeth, "en ik wilde er graag meer van weten".
"Het is de ring van de Grootvorstin van Transsyldavië", zei de Grootvorst. "De laatste die hem gedragen heeft was mijn moeder", vulde hij zichzelf aan en bij deze laatste woorden moest hij een traan wegpinken.
"U bent er dus aan gehecht", zei Lisabeth, "dan zal ik hem van mijn vinger halen, want het zal voor u niet aangenaam zijn om deze ring aan de vinger van een vreemde te zien".
Ze probeerde de ring met de grote blauwe steen van haar vinger te schuiven om hem aan de vorst te geven.
"Nee, nee!" riep deze echter, "hij staat je goed en een echte vreemde ben je niet voor me. Ik ken je naam niet, maar ik weet dat je de vriendin van Anne-Christine bent en je lijkt op haar".
"Ik heet Lisabeth, Heer" zei ze en ze stopte met haar pogingen de ring te verwijderen.
"Elke naam zou goed zijn, Lisabeth" sprak de Grootvorst geroerd. "Je voelde dat de ring een bijzondere waarde voor me had, is het niet?"
"Zeker, Heer", antwoordde Lisabeth, "het is een oude ring, ouder dan ik ooit heb gezien en volgens mij is hij van Egyptische origine. De lapis lazuli is prachtig en lijkt inderdaad op de wolkenlucht en door de hartvormige bladeren is hij echt heel bijzonder", zei ze.
"Dat is hij ook", zei de Grootvorst, "en ik zal je vanavond onder de maaltijd de geschiedenis van dit sieraad vertellen".
Lisabeth glom van trots.
"Van dat aanbod zal ik graag gebruik maken, Hoogheid", zei ze snel.

Vanuit de badkamer riep Lisabeth die avond laat naar Anne-Christine:
"Het eerste wat ik als Grootvorstin ga doen is hem tafelmanieren bijbrengen, want dit is bar en boos!"
"Jij, Grootvorstin?" riep Anne-Christine terug, "ben je serieus?"
"Ja hoor", hij heeft me ten huwelijk gevraagd en ik heb erin toegestemd!" riep Lisabeth op haar beurt.
"Je bent gek!" zei Anne-Christine toen Lisabeth met natte haren het bed betrad, "die man is ziek en getikt, daar ga je toch niet mee trouwen?"
"Trouwen wel, maar verder niets", zei Lisabeth, "ik wil Grootvorstin van Transsyldavië worden en Gosseling en jij zullen mij erbij moeten helpen om vóór de eerste huwelijksnacht te ontsnappen, want daar voel ik eerlijk gezegd niets voor".
"Oh, wil je het zo?" begreep Anne. "En wat gebeurt er als wij dat niet kunnen of niet willen?"
"Dan krijg jij je Servies niet terug!" zei Lisabeth en ze liet zich tussen het dons glijden.

"Lisabeth", zei Anne na enige tijd, "ben je nog wakker?"
"Wat is er nu weer?" bromde Lisabeth, "laat me toch voor een keertje slapen".
"Lisabeth, ik heb het zwarte gat gevonden, maar het was leeg", zei Anne-Christine.
"Ja logisch, je bent te laat", zei Lisabeth die niet erg onder de indruk was van de woorden van Anne-Christine. "Maar vertel eens, hoe ben je er achter gekomen?"
"Door de kroonluchter", verklaarde Anne, "daarin is duidelijk te zien hoe jij het tafeltje leeghaalt".
"Je hebt gelijk", zei Lisabeth, "dat tafeltje laat alles verdwijnen wat er langer dan een tiental tellen op blijft liggen. Zo is je prisma ook opgeslokt. Niet dat ik het zag gebeuren, maar we hadden het erop neergelegd en het was uit zichzelf verdwenen. Veel vorsten hebben tafeltjes waarmee je dingen kunt laten verdwijnen. Slecht schakende vorsten hebben schaakborden waarmee ze de stukken van hun tegenstanders kunnen verwijderen als ze op een knopje drukken, dat was mij bekend en zo kwam ik op het idee".
"Wat zat er allemaal in?" vroeg Anne nieuwsgierig, "want dat kon ik niet zo goed zien. Je stond met je rug naar de kroonluchter toen je het leegde".
"Je volledige Servies", zei Lisabeth, "dat is voor jou het belangrijkste en de ring, dat is voor mij het belangrijkste. Verder zat er niet veel in, je prisma, een brief die bij de ring hoorde en dat is alles. Mag ik nu slapen?"
"Het Servies is hier niet meer in de kamer, hè?" vroeg Anne nog als laatste.
"Nee, dat kostte mij m'n nachtrust, maar uiteindelijk maakt het niet eens zoveel uit. Ook zonder Servies kom ik blijkbaar niet erg aan mijn slaap", mopperde Lisabeth.
"Het is al goed", zei Anne, "morgen praten we wel verder" en beiden draaiden ze zich om.

"Heeft u even wat tijd?" vroeg de Gezant de volgende ochtend aan Lisabeth. "Ik zou u graag even persoonlijk willen spreken".
"Dat had ik verwacht", zei Lisabeth terwijl ze de Gezant een blik vol begrip toewierp. "Ik heb nu wel tijd".
"Mooi zo", zei de Gezant, "het betreft uw aanstaande huwelijk met de Grootvorst, waarmee ik u van harte wil feliciteren!"
"Dank u wel!" zei Lisabeth. "Schikt het u om naar onze kamer te komen? Anne-Christine en mijnheer Gosseling zijn er op dit moment niet".
"Prima", zei de Gezant.

"Alles loopt op rolletjes!" juichte Lisabeth toen ze Anne weer zag. "Het huwelijk wordt vandaag nog openbaar gemaakt en het zal niet lang meer duren of ik ben Grootvorstin van Transsyldavië!"
"Proficiat", zei Anne-Christine met een vlakke stem, "en wat moeten Gosseling en ik nu doen, want hij wil je wel helpen, maar het hangt er van af wat er van ons wordt verwacht".
"Jullie moeten klaarstaan met de koets van de Grootvorstin", verklaarde Lisabeth. "Dat is alles. Oh nee, toch niet. Hoe kreeg jij de Grootvorst altijd zo ver dat hij zijn handen thuis hield?"
Anne moest lachen:
"Met een slaapdrankje dat ik van Alex kreeg!"
"Maar Alexej is weg", schrok Lisabeth. "Hoe komen we nu aan slaapdrank?"
"Ik heb nog wat bij me. Het is wel vijf jaar oud en toen werkte het ook al niet zo goed", zei Anne. "Maar je mag het gebruiken".
Ze reikte haar parfumflesje aan Lisabeth die het dankbaar in ontvangst nam.

In het hele land werd het huwelijk aangekondigd met grote aanplakbiljetten die uitvoerig de relatie tussen Lisabeth en Anne als Beschermvrouwe van het Servies vermeldden. Veel van de overige voorbereidingen werden door de Gezant van de Grootvorst verricht en het noodzakelijke overleg vond voornamelijk plaats als Lisabeth met de Grootvorst de avondmaaltijd nuttigde. Verder zag Lisabeth de Grootvorst zelden, wat ze zeer kon waarderen.
De nacht brachten de meisjes in de torenkamer door en daar werd ook het ontsnappingsplan gesmeed. Lisabeth hoorde van Anne hoe ze de slaapdrank kon toedienen zonder dat het opviel en Lisabeth had weten te bewerkstelligen dat zij een eigen troika had, waarop Gosseling als koetsier was aangesteld.

Bij één van de avondmaaltijden oefende Lisabeth met de slaapdrank, wat een ongekend effect had. Niet alleen viel de Grootvorst in slaap, maar hij bleek een volleerd slaapwandelaar te zijn, die door de Gezant met moeite weer naar zijn stoel kon worden teruggeleid.
"Het lijkt wel of de slaapdrank er met de jaren sterker op wordt!", had Lisabeth vol verbazing tegen Anne gezegd, waarna ze de proef op de som nam en zichzelf ook een kleine dosis toediende. Die nacht moest Anne wakker blijven omdat Lisabeth keer op keer opstond om daarna met onbekende bestemming te vertrekken, met de armen voor zich uitgestrekt.

Inmiddels stroomde het Paleis vol met buitenlandse gasten die voor het huwelijk waren uitgenodigd. Wie ontbrak was de Tsaar en zijn familie.
Het Slot werd uiteindelijk zo vol dat Gosseling zijn eigen kamer moest delen met een aantal andere genodigden.
"Ik zal blij zijn als deze idioterie over is, Lisabeth!", zei hij. "Mijn kamergenoten mogen dan wel van koninklijke bloede zijn, ze snurken er niet minder om!"
"Morgen is het zover dat we kunnen vertrekken!" lachte Lisabeth daarop. Ze was al dagen in een goede bui geweest, rustig en vol vertrouwen dat ze zonder al te veel moeite de Grootvorstin van Transsyldavië zou kunnen worden.
Voor Anne en Gosseling was er niet veel te doen en zij trokken veel met elkaar op en maakten tochtjes te paard. Het viel hun daarbij op dat er in de Transsyldavische dorpen weinig van de feestvreugde te merken viel. De aankondiginsbiljetten waren door de gewone burgers ofwel verwijderd, ofwel van teksten en tekeningen voorzien die duidelijk maakten dat de Grootvorst geen gezien figuur was.



"Wilt gij, Grootvorst van Transsyldavië, deze Lisabeth tot vrouw?" vroeg de patriarch op de grote dag.
"Ja", zei daarop de Grootvorst.
"En gij, Lisabeth, wilt gij de Grootvorst van Transsyldavië tot man?"

"Ja", zei ook Lisabeth zelfbewust, waarbij ze in de richting van Anne-Christine en Gosseling keek.
De patriarch legde zijn hand tot bijna op de hoofden van de echtelieden en haalde ze weg toen hun kronen werden geplaatst. Lisabeth kreeg een Kristallen Kroon met vijf punten en de Grootvorst een zwaar gouden exemplaar. Na het uitwisselen van de ringen, kuste de Grootvorst haar ring en zij de zijne. Daarop gaf Lisabeth haar man een arm en zo vormden ze met z'n tweeën de kop van een lange stoet die de hofkapel uitschreed in de richting van het grote banket dat op hen wachtte.

"Vrienden, tast toe en laat het u smaken!" schalde de Grootvorst in de zaal vol genodigden. Hij liet op zijn eigen manier zijn bord in de grote soepterrine vollopen. De bezoekers stonden vreemd te kijken, en de eersten volgden zijn voorbeeld met wat reserve, maar de laatsten al zonder enige terughoudendheid.
Geen van de gasten durfde het bestek te gebruiken en namen de Grootvorstelijke gewoonte om de handen aan de eigen kleren af te vegen snel over, te meer omdat de Grootvorst Anne-Christine luidkeels had geprezen om haar goede tafelmanieren.
Zij was juist bezig geweest om met haar tanden een stuk wildbraad uiteen te trekken, dat ze met beide handen op de tafel gedrukt hield.
"Heerlijk!" riep de Grootvorst, "laat het een echt feestmaal worden!" en dit was voor alle genodigden het startsein om alle remmingen te laten varen.
Na enkele uren was er geen wit vlekje meer op het damasten tafellaken te bekennen en nog steeds hadden de lakeien de grootste moeite om het voedsel aan te voeren.
"Dit is de mooiste dag in mijn leven!", zei Lisabeth, "wat een schouwspel!".
Haar bruidegom gaf haar hierin groot gelijk.

De maaltijd ging nog uren door. Steeds maar weer werden er nieuwe spijzen aangevoerd die stilaan door sommige van de hoge gasten liggend op de grond werden genuttigd. De gehele zaal werd nu eettafel en op deze manier vonden Anne en Gosseling de mogelijkheid onopgemerkt uit het gezicht te verdwijnen om de koets voor Lisabeth's ontsnapping in gereedheid te gaan brengen.
De nieuwbakken Grootvorstin had gezien hoe haar vrienden zich langzaam in de richting van één van de vele deuren hadden verplaatst en tenslotte met een laatste blik van verstandhouding uit haar gezicht verdwenen.

"Wat een toestand!" zei Gosseling eenmaal buiten gekomen tegen Anne-Christine.
"Het is dat ze mijn Servies heeft, want anders zou ik er niet meer aan hebben meegedaan!" zei Anne.
"Dus het Servies is toch weer uit het zwarte gat?" vroeg Gosseling verbaasd.
Anne schrok van haar loslippigheid:
"Het is nooit weggeweest", zei ze maar.
"Nooit weggeweest? Ik heb het voor jullie opgehaald!" riep Gosseling verontwaardigd.

"Ik weet niet meer wat ik moet denken, Govert", zei Anne-Christine, "misschien heb je gelijk en misschien ook niet. Voorlopig weet ik ook niet waar het is. Laten we nu de koets maar klaarzetten dan komen we hier tenminste zo snel mogelijk vandaan".
"Eerst gaan we ons omkleden en onze spullen bij elkaar zoeken", vond Gosseling, "en dan treffen we elkaar op de afgesproken plaats".
"Accoord!", zei Anne, "voor mij neemt dat wel een uurtje".
"Voor mij ook", schatte Gosseling.

Het wachten duurde lang. Gosseling zat al uren op de bok, zijn zweep in de hand en Anne-Christine zat al even lang op de achterbank van het open rijtuig.
"Waarom kan een Grootvorstin zich geen gesloten koets veroorloven?" vroeg ze, bibberend van de kou, maar Gosseling had geen zin om haar te antwoorden. De drie paarden werden ongeduldig en hij moest ze meer dan eens tot de orde roepen.
"Lisabeth, kom nou!" riep Anne in zichzelf en juist op dat moment maakte zich een meisjesfiguur uit de duisternis los.
"Koetsier, vertrekken maar!" riep Lisabeth nadat ze was ingestapt.
"Alles is goed gegaan" glunderde ze, terwijl Anne haar een omslagdoek om de schouders drapeerde. Zo vertrokken ze in de Transsyldavische nacht, terwijl de eerste sneeuwvlokken begonnen te vallen.

Opeens viel het Anne op dat de plakaten die op alle hoeken van wegen en straten hingen niet de aanplakbiljetten waren ter ere van het huwelijk. Er was er nog niet één bekrast of van de muur getrokken en het leek wel of zij zojuist waren aangebracht.
Anne tikte Gosseling op de rug en toen deze zich omdraaide vroeg ze:
"Stop eens bij zo'n aanplakbiljet!"
Het lukte Gosseling om de koets tot dicht bij één van deze papieren te manoeuvreren, waarvan de lijm nog niet was opgedroogd.

"Burgers van Transsyldavië. De Grootvorst is op zijn huwelijksnacht door een rampzalige samenloop van omstandigheden door een val van zijn bordes overleden. Onze geliefde
Grootvorstin Lisabeth heeft het bestuur terstond in de handen van zijn Gezant gelegd. Onze nationale schilder Borislov neemt de functie van Gezant van de Grootvorst op zich", las Anne hardop en ze floot tussen haar tanden. "Dat is wel wat meer dan een onschuldig slaapdrankje!"
"Ja, dat is het zeker", moest Lisabeth toegeven, "Het is een samenzwering. Verder maar weer, Gosseling".
"Van jou?" vroeg Anne toen de koets zich weer in beweging zette.
"Van mij, van de Gezant, van de Tsaar, van Borislov, van Alexej en van Gosseling en misschien dat ik er nog wel een paar vergeten ben".
"Hoe ben je daar in hemelsnaam ingerold?" vroeg Anne verbaasd.
"Door de brief die ik in het zwarte gat vond!" lachte Lisabeth. "Die was aan de Tsaar gericht en ondertekend door de Gezant. Hij gaf alle bijzonderheden over de verwerving van het Servies, waarvan hij voortdurend door Gosseling en Alexej op de hoogte werd gehouden. Naar zijn mening zou het wel snel bij elkaar zijn. De Gezant stuurde daarom de Tsaar de wolkenring zodat hij kon proberen om de Grootvorst te laten huwen met één van zijn getrouwen om zo toegang te krijgen tot de Transsyldavische schatkamer met het Servies. Helaas schreef hij de brief op het verdwijntafeltje! De ring is overigens door Borislov gestolen toen hij jou in de schatkamer schilderde".
"Dus Gosseling zit ook in het complot", zei Anne en als blikken hadden kunnen doden was hij op het zelfde moment in zijn ongebruikeliijke functie overleden. Maar de koetsier scheen haar woorden door het geratel niet te kunnen horen.
"Onze Govert is toch niet in het bezit van het Servies, hoop ik?" vroeg Anne.
"Nee hoor, het Servies zit veilig in de deken op de rug van het linker paard", stelde Lisabeth haar vriendin gerust.
Op dat moment maakte Gosseling een grote duiksprong naar het paard, sneed in één beweging de leidsels door en ging er op het ongezadelde dier vandoor.
Voordat de koets uit zichzelf tot stilstand was gekomen lag Lisabeth al krom van het lachen.
"Dat is nu al de tweede keer!" schaterde ze terwijl de tranen over haar wangen liepen. Het duurde een tijd voordat ze uitgelachen was. Toen tilde ze de voorste bank van het rijtuig op en daaronder bevond zich een opgerolde paardendeken waarvan Anne de inhoud wel kon raden.