Het Moskovisch Servies 1.9



"Ruyters is vergeten waar hij het begraven heeft", zei Anne-Christine toen ze weer thuiskwam.
Lisabeth begreep waarop Anne-Christine doelde, maar haar vader vroeg met belangstelling:
"Wat is er aan de hand?"
"Ach, ik heb de Rentmeester iets laten begraven, wat ik misschien niet kwijt wilde en hij weet niet meer waar het ligt. Hij is oud en vergeetachtig", antwoordde Anne en ze maakte haar hoed los, die ze met een grote boog op de bank wierp.
"Zal ik dan voor u graven?" vroeg de Officier, die medelijden met Anne scheen te hebben.
"Nee, dat is niet nodig, dan moet u zijn hele tuin omspitten en nog wel heel diep. Bovendien, ik wil het al niet eens meer hebben", zei ze moe. "Ik heb meer zin om de vitrine verder in te richten. Wie heeft daar ook zin in?"
"Als u het niet erg vindt, dan laat ik dat liever aan de dames over", verklaarde de Officier, "ik maak liever een tochtje te paard vandaag".

De hele dag besteedden Anne-Christine en Lisabeth aan het schoonmaken van de rest van de vondsten van Attilla's heuvel. Toen de Officier terugkeerde, was het etenstijd.
"Daarvoor hebben we geen tijd gehad", beseften de twee vriendinnen ineens en ze keken elkaar aan, verrast dat ze zo weinig op de tijd hadden gelet.
"Dan maak ik wel wat", zei de Officier.
"Dat is lief van je, vader", zei Lisabeth, "maak er maar een echte soldatenmaaltijd van", en ze gaf hem een zoen op zijn wang.
"Laat dat maar aan mij over", lachte de Officier. Hij salueerde voordat hij naar de keuken marcheerde.
"Vind je het erg om vannacht met z'n drieen in bed te kruipen? Ik heb wel zin", bekende Anne-Christine toen hij weg was.
"Dat is allemaal goed, als ik maar niks hoef", bedacht Lisabeth, "dan maakt het mij niets uit".

Na de soldatenmaaltijd pakte Anne-Christine de hand van de Officier om hem te bedanken en tevens maakte ze van de gelegenheid gebruik om hem een nacht in het ruime bed aan te bieden.
"Dat sla ik niet af, mevrouw!" zei de verbaasde militair.
"Je mag stilaan wel Anne zeggen hoor, of Anne-Christine als je dat mooier vindt", zei de kasteelvrouwe en ze vroeg:
"Zullen we dan maar meteen naar boven gaan? Het is immers al donker".
"Hoe eerder, hoe liever", zei de Officier en Lisabeth waagde het niet om hier tegenin te gaan.

Anne liet zich uit haar kleding helpen door de vader van Lisabeth, waarna ze bij haar tussen de lakens kroop. Lisabeth had al die tijd naar het schouwspel liggen kijken. Toen begon ook de militair zich van zijn uniform te ontdoen.
"Jammer dat er niet meer kaarsen zijn, want dit zal ik niet gauw vergeten", zei Anne-Christine die moeite had om het allemaal goed te volgen.
"Mag ik er nu ook bij?" vroeg hij.
"Jawel, maar er is allereerst nog een werkje dat je op de bank begonnen was en nooit heb afgemaakt", sprak Anne-Christine streng.
"Ik begrijp wat u bedoelt", herinnerde de vader van Lisabeth zich en hij liet zijn handen onder de dekens op zoek gaan naar de benen van Anne-Christine.
"Dat heeft u vaker gedaan", wist Anne-Christine. Ze spreidde haar benen enigszins en ze liet het verder allemaal over zich heenkomen. Ze genoot langdurig, maar plotseling zei ze: "Nu bent u aan de beurt", terwijl ze de dekens van zich afsloeg.
De Officier hoefde niet na te denken en wierp zich op haar juist op het moment dat de deur werd opengegooid en er twee personen de kamer binnen stapten. Alleen Anne-Christine kon vermoeden wie het waren.
"Het is een oude bekende van u, juffrouw Anne-Christine", zei een oude stem, "maar ik heb hem stevig onder schot".
"Prima werk, Ruyters", lachte Anne-Christine, "en over het tijdstip zullen we het dan maar niet hebben".
De Officer sprong weer uit het bed en Anne-Christine volgde hem.
"Mijnheer Gosseling, mag ik je de vader van Lisabeth voorstellen, of wist je dat al?" vroeg Anne aan de geleerde.
"Ja, dat heb ik hoogstpersoonlijk voor jullie in Frankrijk geregeld", zei Govert Gosseling eerlijk.
"Heb je lekker gegraven? Dat is toch meer het werk voor een handwerksman en niet voor een geleerde?" ging Anne-Christine plagerig verder.
"Voor het Moskovisch Servies maak ik gekke sprongen, Anne, dat weet je best", sprak de historicus vanuit de schemering.
"Kan ik hem niet beter onder schot houden? Omgaan met geweren is eerder een zaak voor een militair", vroeg de vader van Lisabeth die zijn uniformbroek snel had aangetrokken.
"Dat is goed", zei Ruyters vermoeid, "ik ben eigenlijk te oud voor dit soort grapjes. Maar ik vind het heel knap van juffrouw Anne-Christine dat ze mij vannacht in mijn tuin op de loer heeft laten liggen".
"Wat doen we met dat enge ventje?" vroeg Lisabeth, die zich niet meer kon voorstellen dat ze vroeger heel andere gevoelens voor hem had gehad.
"We zetten hem op een paard en dan mag hij heel snel wegrijden en zich nooit meer hier laten zien", sprak Anne-Christine ferm. "Wilt u daarvoor zorgen, mijnheer de Officier?"
"Met alle soorten van genoegen", lachte de militair en hij vormde met de gevangen geleerde de kop van een vreemde parade. Voorop liep Gosseling, daarachter de halfnaakte Officier en een ongeklede Anne-Christine, gevolgd door Ruyters. Lisabeth besloot de optocht, ook nog zonder haar kleren aan.
"Waar staat je paard?" vroeg Anne-Christine toen ze allemaal buiten stonden.
"Ik weet het niet, maar als ik fluit dan komt hij wel", antwoordde Gosseling en hij floot op zijn vingers. Niet lang erna draafde een gezadelde hengst de oprijlaan op.
"Neemt u plaats, mijnheer Gosseling en tot de volgende gelegenheid maar weer", grapte de Officier.
"Kan iemand me helpen opstijgen? De zadelpijn speelt me weer parten", vroeg Gosseling met een benauwd stemmetje.
"Dat is geen zadelpijn, dat komt van het graven, daar ben je niet aan gewend", zei de Officier en hij gaf het jachtgeweer aan Anne-Christine terwijl hij Gosseling hielp om in het zadel te komen.
"Stapt u zelf ook maar op, mijnheer de Officier", zei Anne-Christine en ze richtte haar geweer dreigend op de militair.
"Waarom ik?" vroeg deze, maar Anne-Christine had geen zin in woordspelletjes en spande de haan.
"Iemand moet aan Gosseling verteld hebben dat het Servies begraven was", zei ze alleen maar.
"Kom maar mee, het is al na middernacht. Het is toch al te laat, of we zouden de Notaris moeten vermoorden", sprak Gosseling raadselachtig.
Deze woorden schenen de militair te overtuigen. Niet lang erna reden de twee samenzweerders in het maanlicht de oprijlaan af en de achterblijvers konden het zwaarbeladen paard nog lang erna horen stappen.
"Die zijn ver weg", zei Anne-Christine tenslotte, "en hopelijk komen ze nooit meer terug".
"Gaat u beiden snel naar binnen. U zult nog kou vatten", zei Ruyters, die een geeuw niet kon onderdrukken.
"Je hebt me weer eens heel goed geholpen, Ruyters. Als ik jou niet had!", bedankte Anne-Christine hem. "Hier is je geweer en slaap zacht".
"U ook beiden een hele goede nacht verder", zei Ruyters. Hij ontspande en vergrendelde zijn wapen en nam het over zijn schouder.
Weer terug in bed moesten de meisjes lachen om alle gebeurtenissen van de laatste dagen.
"M'n vader", schaterde Lisabeth, "ik moet er niet aan denken!" "Je hebt het anders goed gespeeld. Je liet het mij zelfs geloven", vond Anne-Christine.
"Ja, wat wou je? Je stuurt me eerst naar het bed van een wildvreemde man. Reken maar dat ik toen bloednerveus was. Tot mijn stomme verbazing begon hij -in opdracht van Gosseling natuurlijk- te vertellen dat hij dacht dat hij mijn vader was. Daar heb ik maar al te gretig op ingehaakt. Pas de volgende dag kwam ik erachter dat ik je daarmee in je eigen val kon laten lopen, Anne. Hoe vond je het, knap hŠ?"
Lisabeth keek vragend naar Anne-Christine in de hoop op een complimentje.
"Nou, reuze", zei Anne die haar verlies maar moeilijk kon toegeven.
"Maar wat kan Gosseling bedoeld hebben?" vroeg Lisabeth zich af.
"'Het is al na middernacht' zei hij en hij had het over de Notaris".
"Als het al zo laat is, dan ben ik jarig", zei Anne-Christine. "Ik ben nu 21 jaren oud!"
Lisabeth gaf haar vriendin zonder iets te zeggen een lange kus. "Wat wil je voor je verjaardag hebben?" vroeg ze meteen daarna. Anne-Christine moest lang nadenken.
"We hebben eigenlijk nog nooit iets met elkaar gedaan", zei ze bedachtzaam. "We liggen gewoon maar wat met elkaar in bed".
"Dan mag je me vannacht alles opdragen wat je leuk vindt", zei Lisabeth resoluut.
"Je weet niet wat je zegt", fluisterde Anne-Chistine terwijl ze zich op haar vriendin rolde. "Weet je dat zeker?"
"Ik wil wel 'nee' zeggen, maar het is 'ja'", zei Lisabeth. "Ik wil vannacht lief voor je zijn en alles voor je doen".
"Dat is een heel mooi verjaardagskado", zei Anne en ze drukte haar vinger op de lippen van haar bedgezellin. Hierop liep ze de kamer uit om niet veel later met haar armen vol met de meest uiteenlopende voorwerpen terug te keren.


"Dat was een heel mooi verjaardagskado", zei Anne-Christine heel wat uren later, maar Lisabeth hoorde het al niet meer. Ze was met een van de dikke kaarsen nog in haar hand in slaap gevallen.

"Het bed lijkt wel een zwijnenstal", begon Anne het gesprek 's ochtends tegen Lisabeth, terwijl de zon al hoog was geklommen.
"Ja, raad eens hoe dat komt", zei deze, "en dat heb ik me allemaal moeten laten welgevallen!"
"Je wilde het toch zelf?" vroeg Anne en ze haalde haar hand door de plakkerige haren van Lisabeth.
"Voor een keertje is het wel leuk", vond ze en ze gaf Anne-Christine een dikke zoen. "Proficiat, Anne, wordt je nu ook wat wijzer?"
"Ik wil wel, maar jij trekt me weer terug met je rare voorstellen. Kom, we gaan elkaars rug wassen".
"Wees maar voorzichtig met de mijne!" zei Lisabeth en ze gaf een tweede kus, waarbij ze Anne totaan de rand van het bed trok zodat ze samen langs de overhangende dekens naar de grond gleden.

Niet lang erna werd er gebeld en het was Anne die opendeed.
"Van harte!" zei de Notaris meteen toen hij Anne-Christine zag.
"Oh, bent u het? Dank u wel. U bent dus niet boos op me?" vroeg ze verward. Ze meende dat hij voldoende redenen had om haar voor de rest van z'n leven te haten.
"Nee hoor, ik kan best tegen mijn verlies en u weet nog niet wat u boven het hoofd hangt. U wordt de moeder van mijn dochter", sprak hij lachend.
Anne-Christine wist niet goed wat ze van dit alles moest denken en het was de Notaris die verder ging:
"Ik heb een kleine erfenis voor u, een erfenis waarop u recht heeft als u 21 jaren oud bent, en dat bent u vandaag".
"Ja, dat is zo", moest Anne hem gelijk geven.
"Het is niet veel, een stapeltje brieven, door uw overgrootmoeder Anne-Lise nagelaten. Ze was de vrouw van de Consul in Moskou en heeft een geheim dat van moeder op dochter wordt doorgegeven. Bij u heeft dat enige tijd geduurd, maar daar is een reden voor", vervolgde hij. "U kunt het vandaag ophalen als u zin heeft. De brieven bevinden zich in de brandkoffer in mijn bureel, waar u de ontvangstpapieren kunt tekenen".
De Notaris wilde zich omdraaien en weglopen, maar Anne hield hem tegen.
"Vergist u zich niet?" vroeg ze met een gezicht dat haar verrassing niet kon verbergen. "Bent u niet een beetje in de war met een ander meisje, Lisabeth?"
De Notaris keek haar onderzoekend aan.
"Die naam komt mij enigszins bekend voor, maar voor haar heb ik geen erfenis", moest hij bekennen, "maar, ik weet zeker en vast dat u vandaag nog in mijn kantoor zult langskomen".
Hij draaide zich om en liep fluitend in de richting van Weezebeecke, Anne-Christine in verwarring achterlatend.

Lisabeth zag een peinzende Anne-Christine terugkomen.
"Wie was dat?" vroeg ze toen ze de rimpels in Anne's voorhoofd zag.
"Dat was de Notaris", zei Anne, "en er ligt een erfenis op me te wachten omdat ik 21 jaar ben geworden".
"Wat leuk", vond Lisabeth, "en van wie is die erfenis afkomstig?"
"Dat is juist het gekke, hij is van Anne-Lise uit Moskou!" riep Anne verbaasd, "en de Notaris zei er duidelijk bij dat ze mijn overgrootmoeder is".
"Dat kan toch?" vroeg Lisabeth, "misschien hebben we wel de zelfde overgrootmoeder. We lijken tenslotte wel wat op elkaar. Weet je hoe je overgrootmoeders heetten?"
"Nee", bekende Anne-Christine, "dat wist jij toch ook niet?"
"Laten we dan eens gaan nadenken", stelde Lisabeth voor, "De moeder van je moeder, hoe heette die?"
Anne had moeite om haar gedachten te ordenen.
"Eh.., ze heette Everharda", zei ze verward, "..ik heb haar nooit gekend".
Lisabeth moest lachen:
"Wat een grapneuzen waren onze voorouders, Anne! Herinner je je hoe de kinderen van Anne-Lise heetten? Archibald, Beatrijs, Catharina, Dieudonnee en...?" Anne-Christine wist het niet meer.
"Vast en zeker Everharda, slimmerd!" riep Lisabeth. "De kinderen vormen de eerste letters van het alfabet! Je bent de dochter van de dochter van de dochter van Anne-Lise!"
"Jij ook!" riep Anne-Christine verbaasd.
"O wat ben jij toch ongelofelijk dom, Anne. Ik ben de dochter van de zoon van de dochter van Anne-Lise", zei Lisabeth die het gestuntel van Anne met plezier gadesloeg, "daarom lijken we zo op elkaar en daarom krijg ik die erfenis niet. Jij bent de enige erfgename in vrouwelijke lijn".
"O nee, Lisabeth, het is niet waar!"
In een klap was Anne-Christine zich van de situatie bewust.

"Het is het Servies, he?" vroeg Lisabeth na een tijdje stilte. "Ja natuurlijk, het geheim ervan wordt al vanaf de tijd van Attilla of nog langer van moeder op dochter doorgegeven. Dat vermoedde ik al een hele tijd", zei Anne Christine lichtelijk verslagen.
"Waarom moest jij het dan stelen en waarom heb jij dan de Bol erbij gevonden, want die hebben je voorouders nooit in handen gehad", vroeg Lisabeth verbaasd.
"Dat weet ik niet. Ik heb me dat ook meer dan eens afgevraagd. Die Bol is me een raadsel, want zijn komst is eigenlijk alleen aan het ontcijferwerk van jou en Gosseling te danken. In de kommetjes werd trouwens nog verwezen naar een derde onderdeel en voor de rest...
Aan de ene kant voelde ik me voorbestemd voor het Servies en aan de andere kant moest ik het toch stelen om het te krijgen. Ik denk nu dat mijn grootmoeder Everharda te vroeg overleed en mijn moeder met een dronkaard trouwde. Mijn vader zou het ongetwijfeld verspeeld hebben, zoiets moet Anne-Lise hebben aangevoeld. Voor alle zekerheid heeft ze het bij haar zoon Archibald gestald. Hij was een kunstkenner en bij hem was het tijdelijk in goede handen".
"En toen jij via Adriaan Aardewerk bij Pennickx in huis kwam, kon je het stelen", vulde Lisabeth haar aan.
"Niet dat ik het kon stelen, ik moest het gewoon stelen, van Aardewerk, maar eerder nog van mezelf!" zei Anne ongewoon fel.
"En de Notaris, wat is zijn rol in het hele verhaal dan?" liet Lisabeth zich ontvallen.
Anne wist hierop zo gauw geen antwoord.
"Hij, of misschien wel zijn vader, is waarschijnlijk door Anne-Lise in vertrouwen genomen. Hij heeft in ieder geval erg veel geweten en niets mogen loslaten totaan de dag dat ik 21 zou worden. Wie weet heeft hij in stilte geprobeerd om het Kasteel en het familiekapitaal voor me te behouden.
Hij is in ieder geval niet de onbetrouwbare waar ik hem voor hield, want anders zou hij die brieven wel voor zichzelf houden. Zonder het te weten heb ik hem gedwarsboomd omdat ik dacht dat hij al die moeite alleen deed om Heer van den Weezebeecke te worden".

"Wat ga je nu doen?" vroeg Lisabeth, toen Anne al weer een tijdje had gezwegen.
"De speeltijd is om", wist Anne-Christine heel zeker, "en ik heb wat goed te maken met de Notaris".

Bij deze laatste gedachte klaarde haar gezicht al weer wat op en voor ze het wist was ze opgestaan en liep ze zachtjes neuriend naar buiten. Lisabeth zag haar vriendin wandelen in de richting waarin de Notaris was verdwenen om pas aan het eind van de dag weer terug te keren.