"Ruyters is vergeten waar hij het begraven heeft", zei
Anne-Christine toen ze weer thuiskwam.
Lisabeth begreep waarop Anne-Christine doelde, maar haar
vader vroeg met belangstelling:
"Wat is er aan de hand?"
"Ach, ik heb de Rentmeester iets laten begraven, wat ik
misschien niet kwijt wilde en hij weet niet meer waar het ligt.
Hij is oud en vergeetachtig", antwoordde Anne en ze maakte haar
hoed los, die ze met een grote boog op de bank wierp.
"Zal ik dan voor u graven?" vroeg de Officier, die medelijden
met Anne scheen te hebben.
"Nee, dat is niet nodig, dan moet u zijn hele tuin omspitten
en nog wel heel diep. Bovendien, ik wil het al niet eens meer
hebben", zei ze moe. "Ik heb meer zin om de vitrine verder in te
richten. Wie heeft daar ook zin in?"
"Als u het niet erg vindt, dan laat ik dat liever aan de
dames over", verklaarde de Officier, "ik maak liever een tochtje
te paard vandaag".
De hele dag besteedden Anne-Christine en Lisabeth aan het
schoonmaken van de rest van de vondsten van Attilla's heuvel.
Toen de Officier terugkeerde, was het etenstijd.
"Daarvoor hebben we geen tijd gehad", beseften de twee
vriendinnen ineens en ze keken elkaar aan, verrast dat ze zo
weinig op de tijd hadden gelet.
"Dan maak ik wel wat", zei de Officier.
"Dat is lief van je, vader", zei Lisabeth, "maak er maar een
echte soldatenmaaltijd van", en ze gaf hem een zoen op zijn wang.
"Laat dat maar aan mij over", lachte de Officier. Hij
salueerde voordat hij naar de keuken marcheerde.
"Vind je het erg om vannacht met z'n drieen in bed te
kruipen? Ik heb wel zin", bekende Anne-Christine toen hij weg
was.
"Dat is allemaal goed, als ik maar niks hoef", bedacht
Lisabeth, "dan maakt het mij niets uit".
Na de soldatenmaaltijd pakte Anne-Christine de hand van de
Officier om hem te bedanken en tevens maakte ze van de
gelegenheid gebruik om hem een nacht in het ruime bed aan te
bieden.
"Dat sla ik niet af, mevrouw!" zei de verbaasde militair.
"Je mag stilaan wel Anne zeggen hoor, of Anne-Christine als
je dat mooier vindt", zei de kasteelvrouwe en ze vroeg:
"Zullen we dan maar meteen naar boven gaan? Het is immers al
donker".
"Hoe eerder, hoe liever", zei de Officier en Lisabeth waagde
het niet om hier tegenin te gaan.
Anne liet zich uit haar kleding helpen door de vader van
Lisabeth, waarna ze bij haar tussen de lakens kroop. Lisabeth had
al die tijd naar het schouwspel liggen kijken. Toen begon ook de
militair zich van zijn uniform te ontdoen.
"Jammer dat er niet meer kaarsen zijn, want dit zal ik niet
gauw vergeten", zei Anne-Christine die moeite had om het allemaal
goed te volgen.
"Mag ik er nu ook bij?" vroeg hij.
"Jawel, maar er is allereerst nog een werkje dat je op de
bank begonnen was en nooit heb afgemaakt", sprak Anne-Christine
streng.
"Ik begrijp wat u bedoelt", herinnerde de vader van Lisabeth
zich en hij liet zijn handen onder de dekens op zoek gaan naar de
benen van Anne-Christine.
"Dat heeft u vaker gedaan", wist Anne-Christine. Ze spreidde
haar benen enigszins en ze liet het verder allemaal over zich
heenkomen. Ze genoot langdurig, maar plotseling zei ze: "Nu bent
u aan de beurt", terwijl ze de dekens van zich afsloeg.
De Officier hoefde niet na te denken en wierp zich op haar
juist op het moment dat de deur werd opengegooid en er twee
personen de kamer binnen stapten. Alleen Anne-Christine kon
vermoeden wie het waren.
"Het is een oude bekende van u, juffrouw Anne-Christine", zei
een oude stem, "maar ik heb hem stevig onder schot".
"Prima werk, Ruyters", lachte Anne-Christine, "en over het
tijdstip zullen we het dan maar niet hebben".
De Officer sprong weer uit het bed en Anne-Christine volgde
hem.
"Mijnheer Gosseling, mag ik je de vader van Lisabeth
voorstellen, of wist je dat al?" vroeg Anne aan de geleerde.
"Ja, dat heb ik hoogstpersoonlijk voor jullie in Frankrijk
geregeld", zei Govert Gosseling eerlijk.
"Heb je lekker gegraven? Dat is toch meer het werk voor een
handwerksman en niet voor een geleerde?" ging Anne-Christine
plagerig verder.
"Voor het Moskovisch Servies maak ik gekke sprongen, Anne,
dat weet je best", sprak de historicus vanuit de schemering.
"Kan ik hem niet beter onder schot houden? Omgaan met geweren
is eerder een zaak voor een militair", vroeg de vader van
Lisabeth die zijn uniformbroek snel had aangetrokken.
"Dat is goed", zei Ruyters vermoeid, "ik ben eigenlijk te oud
voor dit soort grapjes. Maar ik vind het heel knap van juffrouw
Anne-Christine dat ze mij vannacht in mijn tuin op de loer heeft
laten liggen".
"Wat doen we met dat enge ventje?" vroeg Lisabeth, die zich
niet meer kon voorstellen dat ze vroeger heel andere gevoelens
voor hem had gehad.
"We zetten hem op een paard en dan mag hij heel snel
wegrijden en zich nooit meer hier laten zien", sprak
Anne-Christine ferm. "Wilt u daarvoor zorgen, mijnheer de
Officier?"
"Met alle soorten van genoegen", lachte de militair en hij
vormde met de gevangen geleerde de kop van een vreemde parade.
Voorop liep Gosseling, daarachter de halfnaakte Officier en een
ongeklede Anne-Christine, gevolgd door Ruyters. Lisabeth besloot
de optocht, ook nog zonder haar kleren aan.
"Waar staat je paard?" vroeg Anne-Christine toen ze allemaal
buiten stonden.
"Ik weet het niet, maar als ik fluit dan komt hij wel",
antwoordde Gosseling en hij floot op zijn vingers. Niet lang erna
draafde een gezadelde hengst de oprijlaan op.
"Neemt u plaats, mijnheer Gosseling en tot de volgende
gelegenheid maar weer", grapte de Officier.
"Kan iemand me helpen opstijgen? De zadelpijn speelt me weer
parten", vroeg Gosseling met een benauwd stemmetje.
"Dat is geen zadelpijn, dat komt van het graven, daar ben je
niet aan gewend", zei de Officier en hij gaf het jachtgeweer aan
Anne-Christine terwijl hij Gosseling hielp om in het zadel te
komen.
"Stapt u zelf ook maar op, mijnheer de Officier", zei
Anne-Christine en ze richtte haar geweer dreigend op de militair.
"Waarom ik?" vroeg deze, maar Anne-Christine had geen zin in
woordspelletjes en spande de haan.
"Iemand moet aan Gosseling verteld hebben dat het Servies
begraven was", zei ze alleen maar.
"Kom maar mee, het is al na middernacht. Het is toch al te
laat, of we zouden de Notaris moeten vermoorden", sprak Gosseling
raadselachtig.
Deze woorden schenen de militair te overtuigen. Niet lang
erna reden de twee samenzweerders in het maanlicht de oprijlaan
af en de achterblijvers konden het zwaarbeladen paard nog lang
erna horen stappen.
"Die zijn ver weg", zei Anne-Christine tenslotte, "en
hopelijk komen ze nooit meer terug".
"Gaat u beiden snel naar binnen. U zult nog kou vatten", zei
Ruyters, die een geeuw niet kon onderdrukken.
"Je hebt me weer eens heel goed geholpen, Ruyters. Als ik jou
niet had!", bedankte Anne-Christine hem. "Hier is je geweer en
slaap zacht".
"U ook beiden een hele goede nacht verder", zei Ruyters. Hij
ontspande en vergrendelde zijn wapen en nam het over zijn
schouder.
Weer terug in bed moesten de meisjes lachen om alle
gebeurtenissen van de laatste dagen.
"M'n vader", schaterde Lisabeth, "ik moet er niet aan
denken!" "Je hebt het anders goed gespeeld. Je liet het mij
zelfs geloven", vond Anne-Christine.
"Ja, wat wou je? Je stuurt me eerst naar het bed van een
wildvreemde man. Reken maar dat ik toen bloednerveus was. Tot
mijn stomme verbazing begon hij -in opdracht van Gosseling
natuurlijk- te vertellen dat hij dacht dat hij mijn vader was.
Daar heb ik maar al te gretig op ingehaakt. Pas de volgende dag
kwam ik erachter dat ik je daarmee in je eigen val kon laten
lopen, Anne. Hoe vond je het, knap hŠ?"
Lisabeth keek vragend naar Anne-Christine in de hoop op een
complimentje.
"Nou, reuze", zei Anne die haar verlies maar moeilijk kon
toegeven.
"Maar wat kan Gosseling bedoeld hebben?" vroeg Lisabeth zich
af.
"'Het is al na middernacht' zei hij en hij had het over de
Notaris".
"Als het al zo laat is, dan ben ik jarig", zei
Anne-Christine. "Ik ben nu 21 jaren oud!"
Lisabeth gaf haar vriendin zonder iets te zeggen een lange
kus. "Wat wil je voor je verjaardag hebben?" vroeg ze meteen
daarna. Anne-Christine moest lang nadenken.
"We hebben eigenlijk nog nooit iets met elkaar gedaan", zei
ze bedachtzaam. "We liggen gewoon maar wat met elkaar in bed".
"Dan mag je me vannacht alles opdragen wat je leuk vindt",
zei Lisabeth resoluut.
"Je weet niet wat je zegt", fluisterde Anne-Chistine terwijl
ze zich op haar vriendin rolde. "Weet je dat zeker?"
"Ik wil wel 'nee' zeggen, maar het is 'ja'", zei Lisabeth.
"Ik wil vannacht lief voor je zijn en alles voor je doen".
"Dat is een heel mooi verjaardagskado", zei Anne en ze drukte
haar vinger op de lippen van haar bedgezellin. Hierop liep ze de
kamer uit om niet veel later met haar armen vol met de meest
uiteenlopende voorwerpen terug te keren.
"Dat was een heel mooi verjaardagskado", zei Anne-Christine
heel wat uren later, maar Lisabeth hoorde het al niet meer. Ze
was met een van de dikke kaarsen nog in haar hand in slaap
gevallen.
"Het bed lijkt wel een zwijnenstal", begon Anne het gesprek
's ochtends tegen Lisabeth, terwijl de zon al hoog was geklommen.
"Ja, raad eens hoe dat komt", zei deze, "en dat heb ik me
allemaal moeten laten welgevallen!"
"Je wilde het toch zelf?" vroeg Anne en ze haalde haar hand
door de plakkerige haren van Lisabeth.
"Voor een keertje is het wel leuk", vond ze en ze gaf
Anne-Christine een dikke zoen. "Proficiat, Anne, wordt je nu ook
wat wijzer?"
"Ik wil wel, maar jij trekt me weer terug met je rare
voorstellen. Kom, we gaan elkaars rug wassen".
"Wees maar voorzichtig met de mijne!" zei Lisabeth en ze gaf
een tweede kus, waarbij ze Anne totaan de rand van het bed trok
zodat ze samen langs de overhangende dekens naar de grond gleden.
Niet lang erna werd er gebeld en het was Anne die opendeed.
"Van harte!" zei de Notaris meteen toen hij Anne-Christine
zag.
"Oh, bent u het? Dank u wel. U bent dus niet boos op me?"
vroeg ze verward. Ze meende dat hij voldoende redenen had om haar
voor de rest van z'n leven te haten.
"Nee hoor, ik kan best tegen mijn verlies en u weet nog niet
wat u boven het hoofd hangt. U wordt de moeder van mijn dochter",
sprak hij lachend.
Anne-Christine wist niet goed wat ze van dit alles moest
denken en het was de Notaris die verder ging:
"Ik heb een kleine erfenis voor u, een erfenis waarop u recht
heeft als u 21 jaren oud bent, en dat bent u vandaag".
"Ja, dat is zo", moest Anne hem gelijk geven.
"Het is niet veel, een stapeltje brieven, door uw
overgrootmoeder Anne-Lise nagelaten. Ze was de vrouw van de
Consul in Moskou en heeft een geheim dat van moeder op dochter
wordt doorgegeven. Bij u heeft dat enige tijd geduurd, maar daar
is een reden voor", vervolgde hij. "U kunt het vandaag ophalen
als u zin heeft. De brieven bevinden zich in de brandkoffer in
mijn bureel, waar u de ontvangstpapieren kunt tekenen".
De Notaris wilde zich omdraaien en weglopen, maar Anne hield
hem tegen.
"Vergist u zich niet?" vroeg ze met een gezicht dat haar
verrassing niet kon verbergen. "Bent u niet een beetje in de war
met een ander meisje, Lisabeth?"
De Notaris keek haar onderzoekend aan.
"Die naam komt mij enigszins bekend voor, maar voor haar heb
ik geen erfenis", moest hij bekennen, "maar, ik weet zeker en
vast dat u vandaag nog in mijn kantoor zult langskomen".
Hij draaide zich om en liep fluitend in de richting van
Weezebeecke, Anne-Christine in verwarring achterlatend.
Lisabeth zag een peinzende Anne-Christine terugkomen.
"Wie was dat?" vroeg ze toen ze de rimpels in Anne's
voorhoofd zag.
"Dat was de Notaris", zei Anne, "en er ligt een erfenis op me
te wachten omdat ik 21 jaar ben geworden".
"Wat leuk", vond Lisabeth, "en van wie is die erfenis
afkomstig?"
"Dat is juist het gekke, hij is van Anne-Lise uit Moskou!"
riep Anne verbaasd, "en de Notaris zei er duidelijk bij dat ze
mijn overgrootmoeder is".
"Dat kan toch?" vroeg Lisabeth, "misschien hebben we wel de
zelfde overgrootmoeder. We lijken tenslotte wel wat op elkaar.
Weet je hoe je overgrootmoeders heetten?"
"Nee", bekende Anne-Christine, "dat wist jij toch ook niet?"
"Laten we dan eens gaan nadenken", stelde Lisabeth voor, "De
moeder van je moeder, hoe heette die?"
Anne had moeite om haar gedachten te ordenen.
"Eh.., ze heette Everharda", zei ze verward, "..ik heb haar
nooit gekend".
Lisabeth moest lachen:
"Wat een grapneuzen waren onze voorouders, Anne! Herinner je
je hoe de kinderen van Anne-Lise heetten? Archibald, Beatrijs,
Catharina, Dieudonnee en...?" Anne-Christine wist het niet meer.
"Vast en zeker Everharda, slimmerd!" riep Lisabeth. "De
kinderen vormen de eerste letters van het alfabet! Je bent de
dochter van de dochter van de dochter van Anne-Lise!"
"Jij ook!" riep Anne-Christine verbaasd.
"O wat ben jij toch ongelofelijk dom, Anne. Ik ben de dochter
van de zoon van de dochter van Anne-Lise", zei Lisabeth die het
gestuntel van Anne met plezier gadesloeg, "daarom lijken we zo op
elkaar en daarom krijg ik die erfenis niet. Jij bent de enige
erfgename in vrouwelijke lijn".
"O nee, Lisabeth, het is niet waar!"
In een klap was Anne-Christine zich van de situatie bewust.
"Het is het Servies, he?" vroeg Lisabeth na een tijdje
stilte. "Ja natuurlijk, het geheim ervan wordt al vanaf de
tijd van Attilla of nog langer van moeder op dochter doorgegeven.
Dat vermoedde ik al een hele tijd", zei Anne Christine lichtelijk
verslagen.
"Waarom moest jij het dan stelen en waarom heb jij dan de Bol
erbij gevonden, want die hebben je voorouders nooit in handen
gehad", vroeg Lisabeth verbaasd.
"Dat weet ik niet. Ik heb me dat ook meer dan eens
afgevraagd. Die Bol is me een raadsel, want zijn komst is
eigenlijk alleen aan het ontcijferwerk van jou en Gosseling te
danken. In de kommetjes werd trouwens nog verwezen naar een derde
onderdeel en voor de rest...
Aan de ene kant voelde ik me voorbestemd voor het Servies en
aan de andere kant moest ik het toch stelen om het te krijgen. Ik
denk nu dat mijn grootmoeder Everharda te vroeg overleed en mijn
moeder met een dronkaard trouwde. Mijn vader zou het ongetwijfeld
verspeeld hebben, zoiets moet Anne-Lise hebben aangevoeld. Voor
alle zekerheid heeft ze het bij haar zoon Archibald gestald. Hij
was een kunstkenner en bij hem was het tijdelijk in goede
handen".
"En toen jij via Adriaan Aardewerk bij Pennickx in huis kwam,
kon je het stelen", vulde Lisabeth haar aan.
"Niet dat ik het kon stelen, ik moest het gewoon stelen, van
Aardewerk, maar eerder nog van mezelf!" zei Anne ongewoon fel.
"En de Notaris, wat is zijn rol in het hele verhaal dan?"
liet Lisabeth zich ontvallen.
Anne wist hierop zo gauw geen antwoord.
"Hij, of misschien wel zijn vader, is waarschijnlijk door
Anne-Lise in vertrouwen genomen. Hij heeft in ieder geval erg
veel geweten en niets mogen loslaten totaan de dag dat ik 21 zou
worden. Wie weet heeft hij in stilte geprobeerd om het Kasteel en
het familiekapitaal voor me te behouden.
Hij is in ieder geval niet de onbetrouwbare waar ik hem voor
hield, want anders zou hij die brieven wel voor zichzelf houden.
Zonder het te weten heb ik hem gedwarsboomd omdat ik dacht dat
hij al die moeite alleen deed om Heer van den Weezebeecke te
worden".
"Wat ga je nu doen?" vroeg Lisabeth, toen Anne al weer een
tijdje had gezwegen.
"De speeltijd is om", wist Anne-Christine heel zeker, "en ik
heb wat goed te maken met de Notaris".
Bij deze laatste gedachte klaarde haar gezicht al weer wat op
en voor ze het wist was ze opgestaan en liep ze zachtjes neuriend
naar buiten. Lisabeth zag haar vriendin wandelen in de richting
waarin de Notaris was verdwenen om pas aan het eind van de dag
weer terug te keren.