Het Moskovisch Servies 1.7



Anne-Christine rende de trap af naar de voordeur. Ze gooide hem open en holde Lisabeth tegemoet die de oprijlaan te paard goeddeels had afgelegd.
"Lisabeth!" riep ze, "je bent er weer!"
Met een grote sprong kwam Lisabeth van haar paard en stortte zich in de armen van Anne-Christine. Deze had het liefst direkt met haar naar binnen gelopen, maar Lisabeth wilde eerst de zadeltas afnemen.
"Waar heb je gezeten?" vroeg Anne-Christine.
"Dat zal ik je zo allemaal vertellen", zei een minder opgetogen Lisabeth. "Help me eerst maar eens even met deze zware tas".
"Zitten daar de Hunnenmessen in?" vroeg Anne-Christine toen ze het gewicht voelde.
"Ja zeker, allemaal, tenminste, alle messen die we opgegraven hebben".
Samen sjouwden ze de buit naar binnen, waar Lisabeth in de eerste de beste stoel plofte die ze zag.
"HŠ hŠ!" zei ze, "ik ben er weer".
"Ben je erg moe?" wilde Anne-Christine weten.
"Ach, het gaat wel, maar ik wil toch wel een tijdje uitrusten".
"Ik zal je even alleen laten en wat lekkers voor je maken", zei Anne-Christine en ze verdween richting keuken.

Toen ze terugkwam met een kop warme chocolademelk, was Lisabeth weer wat bijgekomen. Ze was al bezig om de messen op de tafel uit te stallen.
"Ik dacht dat je met Gosseling naar Boven-Mongolie zou gaan", zei Anne-Christine.
"Dat is ook zo", antwoordde Lisabeth, "maar het is er niet van gekomen. Vind je ze niet mooi?"
Anne-Christine keek naar de messen. Echt mooi vond ze ze niet, maar ze kon zich wel voorstellen dat Lisabeth er anders over dacht.
"Jawel", zei ze daarom maar, "we moeten er eigenlijk een vitrine mee inrichten". Lisabeth was er meteen enthousiast voor.
"Ja, wil je dat echt?" vroeg ze, terwijl Anne-Christine naar de vitrine wees die al tijden ongebruikt stond omdat de waardevolle voorwerpen door haar vader eruit waren gehaald.
"Stoppen we ze daarin?" vroeg Lisabeth.
"Als je hem mooi genoeg vindt", lachte Anne-Christine. "Maar vertel eens, wat is er gebeurd, ik zit hier al weer heel wat dagen zielsalleen".
"Niet zoveel eigenlijk", bekende Lisabeth. "Je wist al dat ik de messen gestolen had, want je kunt niet door mijn dichte zadeltas heenkijken. Nou, dat was niet moeilijk. De volgende dag ben ik teruggegaan naar de herberg en Gosseling vertelde me dat jij alleen naar de Koning was".
"Dat klopt", zei Anne-Christine, "en ik heb de Kristallen Bol, maar ik was er wel in gebleven als ze wat lager hadden gemikt. Maar ga eens verder met jouw verhaal".
Lisabeth was toch wat moe:
"Waar was ik gebleven, o ja, de herberg. Samen met Gosseling kreeg ik het plan om naar Boven-Mongolie te gaan. We zouden nog dezelfde dag vertrekken. Ik was misschien wat overmoedig of zo. We gingen eigenlijk meteen op weg, maar hij wilde jou wel een brief schrijven om je voor alles te bedanken. Ik hoop dat je de brief ontvangen hebt. Voor ik het wist, waren we met z'n twee‰n op pad. We reden de rest van de dag naar het oosten. Aan het eind van de dag vonden we een herberg, waar Gosseling over zadelpijn begon te klagen. We hebben samen in bed gelegen!" zei een glunderende Lisabeth.
"Maar hij heeft je niet aangeraakt", wist Anne-Christine te voorspellen.
"Vanwege zijn zadelpijn", bekende Lisabeth, "maar hij is lief en in bed vertelde hij mij een geheim waarvan ik niet weet of ik het aan jou mag vertellen".
"Kom maar op", zei Anne-Christine, "ik ben dol op geheimen".
"Goed dan", zei Lisabeth bedachtzaam. "Hij komt uit een andere tijd. Hij verstaat de kunst om zich door de tijd en door de ruimte te verplaatsen met behulp zijn geconcentreerde gedachten. Hij heeft zich precies een eeuw terug verplaatst om meer te weten te komen van het Moskovisch Servies. In zijn eigen tijd bezit hij het.
Maar iets heel anders: Hij vond het onzin om de hele reis naar Boven-Mongolie te paard af te leggen. In plaats daarvan stelde hij voor om samen door middel van concentratie te reizen. Hij dacht dat hij het mij ook wel zou kunnen leren, maar ik durf dat niet aan. We hebben afgesproken dat ik te paard naar Boven- Mongolie zou gaan en dat hij het op zijn eigen manier zou doen".
"Maar je bent er nooit geweest, want die reis neemt weken, zo geen maanden in beslag", zei Anne-Christine, die het hele verhaal met stijgende verbazing aanhoorde.
"Nee, precies ‚‚n dag heb ik alleen gereisd en toen vond ik er niets meer aan en wilde naar jou toe. En nou ben ik hier!" zei ze met een diepe zucht.
"En Gosseling nou?" vroeg Anne-Christine zich af, "die arme ziel zit nu in Boven-Mongolie op jou te wachten".
"Ja, daar zit ik nou ook mee", zei Lisabeth enigszins schuldbewust.
"We verzinnen er wel wat op", dacht Anne-Christine. "Eerst gaan we de vitrine inrichten!"


Deze keer was het Anne-Christine die het eerst wakker was en naar de slapende Lisabeth lag te kijken, net zo lang tot de zonnestralen het gevecht wonnen en Lisabeth met een schokje wakker werd.
"Goeiemorgen Lisa", zei ze plagerig, "ben je al wakker?"
"Ja hoor", mompelde Lisabeth, "al lang" en ze draaide zich nog eens om.
"Je moet er uit komen, want ik heb een plan verzonnen", zei Anne-Christine.
"Moet dat nou zo vroeg?" wilde Lisabeth weten. Maar Anne-Christine was onverbiddelijk en het duurde niet lang of de twee vriendinnen zaten aan de ontbijttafel.
"We gaan naar het huis van Gosseling", stelde Anne-Christine voor. "Er is daar vast iets te vinden. Misschien dat hij er zelf is, of dat er aanwijzingen zijn hoe we hem kunnen waarschuwen dat hij uit Boven-Mongolie terug moet komen, je weet maar nooit".
"En als hij nu in Boven-Mongolie op mij zit te wachten, dan staan we voor een dichte deur", bracht Lisabeth er tegenin.
"Dan breken we gewoon in. Als we hem terug kunnen krijgen, zal hij dat heus niet zo erg vinden", was het idee van Anne-Christine. "En als we meteen weg gaan, kunnen we er vanavond laat al zijn"


Laat in die nacht stonden de meisjes voor het huis van Gosseling, waar geen licht brandde. Ook na het gebruik van de bel wees niets er op dat er iemand thuis was.
"Dan maar inbreken", besliste Anne-Christine en ze wurmde een hoevekrabber tussen het raam en de vensterbank. Door langzaam te wrikken kreeg zij enige beweging in het schuifraam, genoeg voor de vingers van Lisabeth en toen ze hun krachten konden bundelen, schoof het venster verder gemakkelijk open en stapten de meisjes snel na elkaar naar binnen.
"Doe het raam weer toe", zei Anne-Christine, "er mocht eens iemand langskomen".
"Ach wat, toen we bezig waren kwam er ook niemand langs", vond Lisabeth, maar ze schoof het raam toch naar beneden. Anne-Christine deed de zware gordijnen dicht en stak een eenvoudige kaarslantaarn aan, die ze op een bureau had zien staan.
"Stil eens!" zei Lisabeth, "er zoemt wat!"
Anne-Christine hield haar adem in.
"Je hebt gelijk, het komt uit de kamer hiernaast!" fluisterde ze. Op hun tenen slopen ze naar het geluid. De deur stond op een kier en voorzichtig stak Anne-Christine haar hoofd om het hoekje.
"Er draait daar een of ander apparaat, waar allemaal draden aan zitten", zei ze.
Lisabeth was nieuwsgierig:
"Laat mij eens zien!" en ze duwde Anne-Christine opzij.
"Het blijft maar draaien", verbaasde ze zich. "Dat kan toch niet, dat moet toch stoppen?"
"Wie weet is het iets uit de volgende eeuw", meende Anne-Christine. Ze deed de deur wat verder open en stapte naar binnen.
"Het lijkt wel van koper", zei ze en ze raakte een van de vele draden voorzichtig aan, maar trok haar hand meteen terug.
"Ik kreeg een heel vreemde schok", zei Anne geschrokken. "Dit is niet normaal!"
"Wil je hier weg?" wilde Lisabeth weten.
"Nee ik ben niet voor niets gekomen!" zei Anne flink, "misschien dat we wat wijzer worden van de inhoud van het bureau".
Samen liepen ze terug naar het bureau.
"Dat is interessant!" zei Anne-Christine toen ze op een paar uitgeknipte berichten wees. 'Opening van een Kristallen Paleis' was de kop van het krantenartikel en de twee meisjes lazen het aandachtig door.
"Daar moet ik heen!" wist Anne-Christine.
"De Grootvorst komt ook naar de opening van de eerste tentoonstelling waar de hele wereld welkom is. Hij stelt een kopie van het Moskovisch Servies ten toon en ook een schilderij van jou!" las een verbaasde Lisabeth.
"Ja, het echte Servies heeft hij niet meer!" lachte Anne-Christine.
"Ben je wel eens in Londen geweest?" vroeg Lisabeth.
"Nee, maar eens moet de eerste keer toch zijn", zei Anne-Christine die inmiddels een ander krantenknipsel had gevonden. "Moet je dat zien!" zei ze tegen Lisabeth en ook deze kon haar ogen niet geloven.
"'Het Kristallen Paleis is na 85 jaar afgebrand' staat hier en er wordt nog aan gebouwd!" riep ze uit.
"Moet je de datum zien!" zei Anne-Christine. "Dit is een krant uit 1936!"
"Hij kan dus echt door de tijd reizen!" was alles wat Lisabeth kon uitbrengen.
Ze lazen beide berichten meer dan eens door voordat ze ze weer neerlegden zoals ze ze hadden gevonden. Daarna trok Anne-Christine nog een paar laden open en bekeek alle papieren met grote interesse.
Lisabeth was erbij gaan zitten, de vermoeidheid begon haar parten te spelen. Anne-Christine besteedde verder niet veel tijd meer en zei:
"Ik weet genoeg, zullen we gaan?"
"Graag", zei Lisabeth die moeite had om haar ogen open te houden.

Een paar dagen later al trof Anne-Christine voorbereidingen om naar Londen af te reizen om de opening van het Kristallen Paleis bij te wonen. Ze hoopte er ook de Grootvorst van Transsyldavi‰ nog eens te zien. Omdat hij haar schilderij tentoonstelde rekende zij erop dat hij de diefstal van het Servies nog niet bemerkt zou hebben of in ieder geval niet aan haar zou toeschrijven. Ze had de schatkamer immers ongekleed verlaten en het Servies onmogelijk kunnen verstoppen.
"Via hem kan ik de opening van het Paleis meemaken", was haar plannetje. Lisabeth had al aangeboden om op het Kasteel van den Weezebeecke te passen en dat kwam Anne-Christine heel goed uit, want Lisabeth was toch eigenlijk wel een onberekenbare factor, zoals ze tijdens haar vorige reis had ondervonden.


De reis naar Londen verliep goed en Anne-Christine had haar intrek genomen in een groot hotel niet ver van het Hyde Park. Vanuit haar raam kon ze het Paleis zien staan. Het was opgebouwd uit tientallen kolommen, waartussen zich een ontelbaar aantal glazen platen bevond. Je kon gewoon dwars door het hele Paleis heen kijken. De volgende dag zou de opening van dit Crystal Palace plaatsvinden, iets waar de hele stad zich op leek te verheugen.
Anne-Christine was na enig speurwerk te weten gekomen dat de Grootvorst van Transsyldavi‰ in een hotel aan de andere zijde van het park logeerde.

"Hier moet ik zijn", dacht Anne-Christine toen ze voor het bewuste hotel stond. Binnengekomen liep ze naar de balie en vroeg om een onderhoud, niet met de Grootvorst zelf, maar met zijn Gezant. Deze was verheugd haar aan te treffen.
"Jonkvrouwe Anne-Christine, wat een aangename verrassing!" riep hij uit toen hij haar in de lounge aantrof.
"Ik hoop dat ik u niet stoor", zei Anne-Christine.
"Geenszins, nee, in het geheel niet. U bent de heldin van alle Transsyldavi‰rs en hoe kan zo'n iemand nu storen?" vroeg hij.
"U bent charmant als altijd", zei Anne-Christine, "en ik zal heel direkt met u zijn. Ik ben naar Londen gekomen voor de opening van het Paleis, maar ik ben niet uitgenodigd. Om Vrouwe van den Weezebeecke te zijn is morgen niet genoeg, dan moet je op zijn minst Barones of Koningin zijn".
"Dat is zo", zei de Gezant, "en u wilde wellicht samen met de Grootvorst de opening meemaken?"
"Precies zo", antwoorde Anne-Christine hem.
"Ik moet het nog overleggen," zei de Gezant, "maar het lijkt mij geen probleem. De Grootvorst is namelijk nogal op u gesteld geraakt, na uw bezoek. Meer dan eens heeft hij het over u".
"Ik vond het ook een genoegen om met de Grootvorst samen te mogen zijn", loog Anne-Christine.
"Weet u wat? Gaat u mee naar boven. Ik denk dat we de Grootvorst wel mogen storen". De Gezant ging haar voor naar de verdieping die de Grootvorst had afgehuurd. Ze stopten bij ‚‚n van de grotere deuren, waardoor ze na een korte klop naar binnen mochten.
"Ik heb een verrassing voor u, mijn Heer!" zei de Gezant tegen de vorst die met zijn rug naar hun zat te schrijven aan een breed bureau. Deze draaide zich langzaam om en Anne-Christine zag zijn gezicht in een oogwenk bijtrekken toen hij begreep wie daar voor hem stond. Hij kon zo snel geen woorden vinden, maar hij stond op en reikte zijn hand die Anne-Christine op een liefdevolle manier tussen de hare nam. Het was Anne-Christine die het voortouw nam:
"Ik ben gekomen om u een gunst te vragen, Heer", zei ze terwijl ze hem aankeek.
De Grootvorst had al snel zijn gewone gedrag weer hervonden.
"En wat staat daar tegenover?" was het eerste dat hij aan haar vroeg. Anne-Christine keek naar de Gezant die zich daarop omdraaide en het vertrek verliet. Toen dit gebeurd was ging Anne-Christine verder:
"Ik hoop met u de opening van het Kristallen Paleis te mogen meemaken, maar ik kan er eerlijk gezegd niet veel tegenover stellen. Om met u te mogen slapen was een waar feest, maar ik ben nu in mijn maandelijkse stonde en ik voel mij niet geheel wel. Ik hoop dat u daar begrip voor heeft".
De vorst dacht even na. Gewoonlijk maakte hij er zich in het geheel niet druk om of de vrouwen zich wel goed voelden of niet.
"Weet je wat?" vroeg hij haar, "als we vannavond samen dineren, dan is het ook goed. Ik moet nog vaak denken aan de maaltijd die we samen hebben genoten in Transsyldavi‰. Ik heb nog nooit zo lekker gegeten als toen met jou!" bulderde hij. "Ik zal je vannavond laten ophalen. Geef je adres maar aan mijn gezant!"
Hierop draaide de vorst zich om en ging verder met zijn werk zonder zelfs maar een enkel woord van afscheid.

De maaltijd had Anne-Christine opnieuw een jurk gekost en bij aankomst in haar hotel vond zij sliertjes uit de soep in haar navel terug, maar ze was tevreden.
"Daar ben ik nog goed van af gekomen", dacht ze terwijl ze het bad liet vollopen. En toen ze met een gerust hart en zonder Grootvorst in haar bed stapte, verheugde ze zich al op de volgende dag.

Deze kwam na een diepe en lange slaap. Na het aankleden en een licht ontbijt, wachtte de Grootvorst in zijn koets buiten het hotel op haar.
"Je ziet er goed uit!" zei de vorst toen Anne-Christine met de hulp van een van de haar zo bekende koetsiers instapte. Samen met de Gezant reden ze het korte stukje naar het Paleis waar alle gasten door de Britse Koningin en Prins werden begroet.
Na verloop van tijd begon de plechtigheid toen de Koningin plaats nam op haar troon die verhoogd was opgesteld. Alle andere aanwezigen moesten vreemd genoeg blijven staan en het was het meest wonderlijke gezelschap dat Anne-Christine ooit had gezien. Vanuit alle delen van de wereld waren voorname personen gekomen om hun land op de grootste tentoonstelling die ooit gehouden was, te vertegenwoordigen. Ze zag Arabische sheiks en Indische en Pakistaanse vorsten. Zelf stond ze tussen de Grootvorst van Transsyldavi‰ en een Chinees in een zijden jas met grote geborduurde draken op de voor- en achterzijde ervan.
Het welkomswoord van de Koningin duurde niet lang. Ze roemde uitvoerig de inspanningen van haar man, die de organisator van deze gebeurtenis was. Ze scheen intens veel van haar Prins te houden en besloot haar toespraak met een verzoek om een applaus voor haar echtgenoot.
Toen de aanwezigen hieraan ruimschoots hadden voldaan, zochten ze hun weg naar de tentoonstelling die die dag alleen voor de adellijken was geopend.
Anne-Christine wilde meteen naar de kopie van het Servies en naar haar schilderij kijken. De Grootvorst was meer in bijdragen uit andere landen geinteresserd en ze hadden al eerder afgesproken om hun wegen voor een paar uur te scheiden.

Anne-Christine was blij met deze oplossing en ze liep zo snel zij kon naar het Servies, dat vrijwel aan het eind van ‚‚n der vleugels van het Paleis was opgesteld.
Groot was haar verbazing toen ze al van verre kon zien hoe de Chinees die naast haar had gestaan intensief het Moskovisch Servies in zich opnam.
"Hoe bent u hier zo snel gekomen, u stond zo juist nog naast me?" wilde ze weten.
"Tijd en ruimte is van geen belang als het om schoonheid gaat", antwoordde de Chinees raadselachtig.
"U vindt het Servies dus mooi?" vroeg Anne-Christine enigszins overbodig, omdat ze er niet aan was gewend om op een indirecte manier te spreken.
"Het Servies is mooi, het schilderij dat daar hangt is nog mooier, maar niets kan zich in schoonheid meten met de echte vrouw achter het Servies", vond de Chinees, die Anne-Christine met deze woorden deed blozen.
"U lijkt mij een wijs man", zei ze. "U doet mij denken aan een vriend die op dit moment in Boven-Mongolie zit. Deze vriend kan zich evenals u door tijd en ruimte verplaatsen. Hij doet dat met behulp van geconcentreerde gedachten. Doet u dat ook zo?"
De Chinees antwoordde niet direkt en sloot zijn ogen:
"Ik zie uw vriend, hij wacht op een meisje dat sterk op u lijkt, maar toch iemand anders is. Hij maakt zich ongerust".
"Dat dacht ik al", zei Anne-Christine bezorgd, "maar ik kan hem niet bereiken".
"U kunt een expeditie uitrusten om het meisje te redden. Er is haar vast iets overkomen en samen kunt u op zoek gaan naar uw vriend in Boven-Mongolie".
"Kunt u niet kijken waar mijn vriendin Lisabeth is", vroeg Anne-Christine een beetje verward.
"Nee", zei de Chinees, "ik zie haar nergens".
"Weet u zeker dat dit het beste is, dat ik kan doen? Zo'n reis naar het oosten is niet geheel zonder gevaar", bedacht Anne-Christine en ze keek zorgelijk naar de Chinees.
"U zult het aankunnen", meende de vreemde gesprekspartner en hij wilde zich omdraaien, maar Anne-Christine riep hem terug:
"Leuk geprobeerd, mijnheer Gosseling, maar om mij ertussen te nemen heb je meer nodig dan wat watten in je mond en wat lijm boven de oogleden!"
De Chinees draaide zich om en schoot in de lach. "Deze keer heb jij gewonnen, Anne!" lachte hij, "maar verder was het toch niet slecht gelukt, hŠ?"
"Kom maar mee", zei Anne-Christine en ze nam hem bij de arm naar ‚‚n van de restaurants.

"Ik begrijp er geen snars van", bekende Anne-Christine, "waarom wilde je me nu naar Boven-Mongolie sturen?"
"Omdat ik daar al een paar keer ben geweest en Lisabeth maar niet komt opdagen", zei Gosseling.
"Ach hou toch op met die flauwe kul", zei Anne-Christine boos. "Waarom doe je toch altijd zo moeilijk? Dat gedoe met door de tijd reizen. Dat is toch nergens goed voor. Ik vind je toch wel lief. Ik heb een expeditie naar Frankrijk voor je opgezet, die niets meer opleverde dan een Kristallen Bol en die mij bijna het leven kostte. Ik ben bij je in bed gekropen, wat wil je nu nog meer van me?"
Gosseling wist niet wat hij van haar plotselinge uitval moest denken.
"Je denkt dus dat ik niet door de tijd kan reizen. Je denkt dat ik dus niet in Boven-Mongolie ben geweest en je denkt dat ik het Servies in mijn eigen tijd niet in mijn bezit heb. Dat is goed, dat mag je allemaal denken, maar heb je de proef met het zonlicht al genomen met het Servies en de Bol?" vroeg hij, haar recht aankijkend.
"Zeker heb ik dat", zei Anne-Christine, "en als je het wilt weten, ik heb heel wat vreemde dingen gezien. Achteraf denk ik te weten hoe dat komt. Door je brief was ik er erg op ingesteld dat er iets bijzonders te zien zou zijn en ik heb de proef genomen toen ik na een lange reis in Weezebeecke aankwam. Ik heb mij geen rust gegund en de kleurenpracht van het Servies is overweldigend, dat moet ik toegeven. Ook ik ben wel eens wat te romantisch als ik mezelf niet helemaal in de hand heb en daardoor heb ik al die prachtige dingen gezien, die ik me mijn hele leven zal blijven herinneren. Maar ik weet zeker dat een tweede proef negatief zal uitvallen", besloot Anne-Christine haar betoog ferm.
"Je bent veranderd, Anne-Christine" vond Gosseling, "of misschien ook wel niet. Af en toe moet ook jij hard zijn. En dat is niet prettig voor degene die je tegenover je hebt. Dat kan ik je verzekeren. Maar ik neem de handschoen op. Die tweede proef komt er, zodra we in Weezebeecke zijn. Maar ik weet zeker dat je verliest".
"Als ik verlies, mag je het Servies van me hebben", zei een zelfverzekerde Anne-Christine. "En als ik win dan moet je in bed eens bewijzen wat je waard bent, want ook daarover heb ik mijn twijfels".
"Wat moet ik nu met een Servies dat bij jou hoort?" vroeg Gosseling en deze laatste woorden waren nog niet vervlogen of de Gezant van Transsyldavi‰ kwam aangelopen.
"Erg onzorgvuldig van me", schoot het door haar heen, maar ze stelde zich gerust dat hij het gesprek vrijwel onmogelijk gehoord kon hebben.
"De Grootvorst wil u naar uw hotel brengen", zei de Gezant.
"Dat is niet nodig", zei Anne-Christine, "ik wil hier nog even blijven, maar ik wil hem wel bedanken. Wanneer vertrekt de Grootvorst?"
"Nu meteen", zei de Gezant. "Hij moet zich al wat haasten om de veerpont naar de vaste wal niet te missen".
"Ik zou hem graag een klein bedankbriefje schrijven" bedacht Anne-Christine. "Heeft u misschien schrijfgerei?"
De gezant knikte en haalde een reisetui te voorschijn met papier, een pen en een flesje inkt.
"Misschien dat U zich even wilt verwijderen?" vroeg ze terwijl ze vriendelijk naar de Chinees tegenover haar keek. Gosseling viel weer in zijn rol.
"Mag ik uw geestelijke inspanning ondersteunen door wat aardse dranken te bestellen", vroeg hij met een Chinees accent en Anne-Christine knikte hierop glimlachend.
"Ik schrijf een brief aan de Grootvorst, maar u zoudt mij een enorm plezier doen door de tweede brief zo snel mogelijk op mijn Kasteel af te leveren. Dat zal toch geen grote omweg voor u betekenen?"
"De koetsiers kennen de weg, mevrouw", zei de Gezant welwillend en hij bleef daarna zwijgend wachten tot Anne-Christine haar beide briefjes had geschreven.
"Ik wilde ook u hartelijk bedanken, mijnheer de Gezant, en ik wens u een hele voorspoedige reis", zei Anne-Christine tegen hem op het moment dat de Chinees zich weer aan haar tafel voegde. De Gezant boog naar beiden en verwijderde zich daarna snel.
"Een aardige man, die Gezant", mijmerde Anne-Christine.
"Dat zeg je alleen om mij boos te maken", zei Gosseling, "maar we zullen morgen wel zien als we op weg naar Weezebeecke gaan. Intussen wil ik geen ruzie met je, Anne. Ik vind je heel bijzonder en ik wil je niet kwijt, of ik onze vreemde weddenschap nu win of verlies".
"Daar heb je wel gelijk in", vond Anne-Christine, "ik heb het ook wel eens moeilijk met jou, hoor. Je lijkt me altijd wel een stapje voor te zijn en dat kan ik niet hebben. Ik vraag me alleen af of dat werkelijk komt doordat je over bovenmenselijke gaven beschikt. Ik denk eerder dat je enige gave is dat je heel wat mensen dingen kunt laten zien, die ze zelf toch al graag willen geloven".

Het was al weer laat in de middag toen Gosseling en Anne uit de postkoets stapten die voor de oprijlaan van het Slot van den Weezebeecke stilhield. De zon scheen ongeveer net als de eerste keer dat Anne-Christine de proef nam.
"Daar komt Lisabeth aan!" zei Anne en ze wees op een stipje aan de horizon.
"Dat kan ik nog niet zien, maar zullen we alles al klaar zetten, dan kan zij scheidsrechter spelen als het zo ver is", opperde Gosseling.
"Dat is een goed idee", vond ook Anne-Christine en samen liepen ze naar het Kasteel. Eenmaal binnen had Anne-Christine weinig moeite om op zolder het mandje te vinden, waarin het Servies tussen wat losse kleding lag verborgen. Ze droeg het juist de kamer binnen toen ze zag hoe Lisabeth in de armen van Gosseling vloog en hem niet meer leek te willen loslaten.
"De deur stond open en ik dacht al dat Anne-Christine er zou zijn, maar dat jullie er allebei weer zijn, dat is pas echt een verrassing. Ik ga even mijn paard afzadelen en wat lekkers maken, dan vertellen we allemaal wat we hebben meegemaakt, nu we voor het eerst weer bij elkaar zijn", was haar voorstel.
"Vergeet dat paard maar even, Lisabeth. We gaan eerst een proef nemen met wat Kristal nu er nog zonlicht is. Na afloop moet je precies vertellen wat je hebt gezien", zei Anne-Christine.
"O, jee, is het erg belangrijk?" vroeg Lisabeth beteuterd, "ik heb me niet op ingewikkelde dingen voorbereid, hoor".
"Zeg gewoon maar precies wat je ziet. Daar hebben we het meeste aan", zei Gosseling, die de ramen open deed.
Lisabeth deed de deur dicht en Anne-Christine begon de Glazen rond de Karaf te rangschikken.
Ook deze keer werd de kamer met de meest wonderlijke kleuren gevuld. Geen van drie‰n sprak een woord totdat er een dikke wolk voor de zon schoof en Anne-Christine kortweg 'afgelopen' zei en het Servies zorgvuldig begon in te pakken.
"Nou, je hebt verloren hŠ, Gosseling? Wel mooie kleurtjes, maar verder niets bijzonders!" vatte Anne-Christine de proef samen.
Gosseling was sprakeloos:
"Ik.. ik heb w‚l wat gezien", stotterde hij. "Het leek wel een complete veldslag, met alles wat er over mijn hoofd vloog aan pijlen en lansen. Jij was er trouwens ook bij", wees hij op Anne-Christine.
Die lachte:
"Je kunt niet erg tegen je verlies, is het niet? Of ben je zo bang dat je met me naar bed moet?"
"Mag ik misschien ook nog wat zeggen?" vroeg Lisabeth.
"Ja natuurlijk, wat heb jij gezien? Jij moet de doorslag geven", vonden de andere twee.
"Nou, ik heb eigenlijk hetzelfde gezien als Anne", zei Lisabeth. "De kleuren zijn schitterend, maar ik heb geen veldslag gezien of iets wat er op lijkt. Het bleven gewoon mooie kleuren".
"Zie je nu wel?" vroeg Anne Christine triomfantelijk, "hup, mee naar bed!" en ze liep naar de deur met een hoofdschuddende Gosseling achter zich aan.
"Ik heb het echt gezien", bleef hij maar herhalen.
In haar slaapkamer aangekomen begon Anne-Christine zich uit te kleden, iets waarvoor Gosseling geen enkele aandacht scheen te hebben. Pas toen het zo ver was dat zij zonder kleren in haar bed stapte, begonnen zijn ogen te glinsteren.
Hij rende naar de deur die hij opensmeet. Anne-Christine hoorde hem in volle vaart naar de werkkamer rennen en vandaar naar de trap. Niet lang erna gaf de bons van de voordeur aan dat Gosseling niet meer in het Kasteel was.
Anne-Christine was intussen uit haar bed gekomen en zag hoe hij op het paard van Lisabeth sprong en met het mandje in zijn hand in volle vaart de oprijlaan afreed.

Niet lang erna lagen de beide meisjes samen in bed te lachen.
"En Gosseling maar rijden met een mandje vieze was!" riep Lisabeth. "Hoe wist je dat hij niet deugde?"
"Hij wilde ons voortdurend zo ver mogelijk van huis hebben om het Servies te kunnen stelen en dan is er nog iets, maar dat vertel ik nog wel eens", schaterde Anne-Christine.