Anne-Christine rende de trap af naar de voordeur. Ze gooide
hem open en holde Lisabeth tegemoet die de oprijlaan te paard
goeddeels had afgelegd.
"Lisabeth!" riep ze, "je bent er weer!"
Met een grote sprong kwam Lisabeth van haar paard en stortte
zich in de armen van Anne-Christine. Deze had het liefst direkt
met haar naar binnen gelopen, maar Lisabeth wilde eerst de
zadeltas afnemen.
"Waar heb je gezeten?" vroeg Anne-Christine.
"Dat zal ik je zo allemaal vertellen", zei een minder
opgetogen Lisabeth. "Help me eerst maar eens even met deze zware
tas".
"Zitten daar de Hunnenmessen in?" vroeg Anne-Christine toen
ze het gewicht voelde.
"Ja zeker, allemaal, tenminste, alle messen die we opgegraven
hebben".
Samen sjouwden ze de buit naar binnen, waar Lisabeth in de
eerste de beste stoel plofte die ze zag.
"HŠ hŠ!" zei ze, "ik ben er weer".
"Ben je erg moe?" wilde Anne-Christine weten.
"Ach, het gaat wel, maar ik wil toch wel een tijdje
uitrusten".
"Ik zal je even alleen laten en wat lekkers voor je maken",
zei Anne-Christine en ze verdween richting keuken.
Toen ze terugkwam met een kop warme chocolademelk, was
Lisabeth weer wat bijgekomen. Ze was al bezig om de messen op de
tafel uit te stallen.
"Ik dacht dat je met Gosseling naar Boven-Mongolie zou gaan",
zei Anne-Christine.
"Dat is ook zo", antwoordde Lisabeth, "maar het is er niet
van gekomen. Vind je ze niet mooi?"
Anne-Christine keek naar de messen. Echt mooi vond ze ze
niet, maar ze kon zich wel voorstellen dat Lisabeth er anders
over dacht.
"Jawel", zei ze daarom maar, "we moeten er eigenlijk een
vitrine mee inrichten". Lisabeth was er meteen enthousiast voor.
"Ja, wil je dat echt?" vroeg ze, terwijl Anne-Christine naar
de vitrine wees die al tijden ongebruikt stond omdat de
waardevolle voorwerpen door haar vader eruit waren gehaald.
"Stoppen we ze daarin?" vroeg Lisabeth.
"Als je hem mooi genoeg vindt", lachte Anne-Christine. "Maar
vertel eens, wat is er gebeurd, ik zit hier al weer heel wat
dagen zielsalleen".
"Niet zoveel eigenlijk", bekende Lisabeth. "Je wist al dat ik
de messen gestolen had, want je kunt niet door mijn dichte
zadeltas heenkijken. Nou, dat was niet moeilijk. De volgende dag
ben ik teruggegaan naar de herberg en Gosseling vertelde me dat
jij alleen naar de Koning was".
"Dat klopt", zei Anne-Christine, "en ik heb de Kristallen
Bol, maar ik was er wel in gebleven als ze wat lager hadden
gemikt. Maar ga eens verder met jouw verhaal".
Lisabeth was toch wat moe:
"Waar was ik gebleven, o ja, de herberg. Samen met Gosseling
kreeg ik het plan om naar Boven-Mongolie te gaan. We zouden nog
dezelfde dag vertrekken. Ik was misschien wat overmoedig of zo.
We gingen eigenlijk meteen op weg, maar hij wilde jou wel een
brief schrijven om je voor alles te bedanken. Ik hoop dat je de
brief ontvangen hebt. Voor ik het wist, waren we met z'n twee‰n
op pad. We reden de rest van de dag naar het oosten. Aan het eind
van de dag vonden we een herberg, waar Gosseling over zadelpijn
begon te klagen. We hebben samen in bed gelegen!" zei een
glunderende Lisabeth.
"Maar hij heeft je niet aangeraakt", wist Anne-Christine te
voorspellen.
"Vanwege zijn zadelpijn", bekende Lisabeth, "maar hij is lief
en in bed vertelde hij mij een geheim waarvan ik niet weet of ik
het aan jou mag vertellen".
"Kom maar op", zei Anne-Christine, "ik ben dol op geheimen".
"Goed dan", zei Lisabeth bedachtzaam. "Hij komt uit een
andere tijd. Hij verstaat de kunst om zich door de tijd en door
de ruimte te verplaatsen met behulp zijn geconcentreerde
gedachten. Hij heeft zich precies een eeuw terug verplaatst om
meer te weten te komen van het Moskovisch Servies. In zijn eigen
tijd bezit hij het.
Maar iets heel anders: Hij vond het onzin om de hele reis
naar Boven-Mongolie te paard af te leggen. In plaats daarvan
stelde hij voor om samen door middel van concentratie te reizen.
Hij dacht dat hij het mij ook wel zou kunnen leren, maar ik durf
dat niet aan. We hebben afgesproken dat ik te paard naar Boven-
Mongolie zou gaan en dat hij het op zijn eigen manier zou doen".
"Maar je bent er nooit geweest, want die reis neemt weken, zo
geen maanden in beslag", zei Anne-Christine, die het hele verhaal
met stijgende verbazing aanhoorde.
"Nee, precies ‚‚n dag heb ik alleen gereisd en toen vond ik
er niets meer aan en wilde naar jou toe. En nou ben ik hier!" zei
ze met een diepe zucht.
"En Gosseling nou?" vroeg Anne-Christine zich af, "die arme
ziel zit nu in Boven-Mongolie op jou te wachten".
"Ja, daar zit ik nou ook mee", zei Lisabeth enigszins
schuldbewust.
"We verzinnen er wel wat op", dacht Anne-Christine. "Eerst
gaan we de vitrine inrichten!"
Deze keer was het Anne-Christine die het eerst wakker was en
naar de slapende Lisabeth lag te kijken, net zo lang tot de
zonnestralen het gevecht wonnen en Lisabeth met een schokje
wakker werd.
"Goeiemorgen Lisa", zei ze plagerig, "ben je al wakker?"
"Ja hoor", mompelde Lisabeth, "al lang" en ze draaide zich
nog eens om.
"Je moet er uit komen, want ik heb een plan verzonnen", zei
Anne-Christine.
"Moet dat nou zo vroeg?" wilde Lisabeth weten. Maar
Anne-Christine was onverbiddelijk en het duurde niet lang of de
twee vriendinnen zaten aan de ontbijttafel.
"We gaan naar het huis van Gosseling", stelde Anne-Christine
voor. "Er is daar vast iets te vinden. Misschien dat hij er zelf
is, of dat er aanwijzingen zijn hoe we hem kunnen waarschuwen dat
hij uit Boven-Mongolie terug moet komen, je weet maar nooit".
"En als hij nu in Boven-Mongolie op mij zit te wachten, dan
staan we voor een dichte deur", bracht Lisabeth er tegenin.
"Dan breken we gewoon in. Als we hem terug kunnen krijgen,
zal hij dat heus niet zo erg vinden", was het idee van
Anne-Christine. "En als we meteen weg gaan, kunnen we er vanavond
laat al zijn"
Laat in die nacht stonden de meisjes voor het huis van
Gosseling, waar geen licht brandde. Ook na het gebruik van de bel
wees niets er op dat er iemand thuis was.
"Dan maar inbreken", besliste Anne-Christine en ze wurmde een
hoevekrabber tussen het raam en de vensterbank. Door langzaam te
wrikken kreeg zij enige beweging in het schuifraam, genoeg voor
de vingers van Lisabeth en toen ze hun krachten konden bundelen,
schoof het venster verder gemakkelijk open en stapten de meisjes
snel na elkaar naar binnen.
"Doe het raam weer toe", zei Anne-Christine, "er mocht eens
iemand langskomen".
"Ach wat, toen we bezig waren kwam er ook niemand langs",
vond Lisabeth, maar ze schoof het raam toch naar beneden.
Anne-Christine deed de zware gordijnen dicht en stak een
eenvoudige kaarslantaarn aan, die ze op een bureau had zien
staan.
"Stil eens!" zei Lisabeth, "er zoemt wat!"
Anne-Christine hield haar adem in.
"Je hebt gelijk, het komt uit de kamer hiernaast!" fluisterde
ze. Op hun tenen slopen ze naar het geluid. De deur stond op een
kier en voorzichtig stak Anne-Christine haar hoofd om het hoekje.
"Er draait daar een of ander apparaat, waar allemaal draden
aan zitten", zei ze.
Lisabeth was nieuwsgierig:
"Laat mij eens zien!" en ze duwde Anne-Christine opzij.
"Het blijft maar draaien", verbaasde ze zich. "Dat kan toch
niet, dat moet toch stoppen?"
"Wie weet is het iets uit de volgende eeuw", meende
Anne-Christine. Ze deed de deur wat verder open en stapte naar
binnen.
"Het lijkt wel van koper", zei ze en ze raakte een van de
vele draden voorzichtig aan, maar trok haar hand meteen terug.
"Ik kreeg een heel vreemde schok", zei Anne geschrokken. "Dit
is niet normaal!"
"Wil je hier weg?" wilde Lisabeth weten.
"Nee ik ben niet voor niets gekomen!" zei Anne flink,
"misschien dat we wat wijzer worden van de inhoud van het
bureau".
Samen liepen ze terug naar het bureau.
"Dat is interessant!" zei Anne-Christine toen ze op een paar
uitgeknipte berichten wees. 'Opening van een Kristallen Paleis'
was de kop van het krantenartikel en de twee meisjes lazen het
aandachtig door.
"Daar moet ik heen!" wist Anne-Christine.
"De Grootvorst komt ook naar de opening van de eerste
tentoonstelling waar de hele wereld welkom is. Hij stelt een
kopie van het Moskovisch Servies ten toon en ook een schilderij
van jou!" las een verbaasde Lisabeth.
"Ja, het echte Servies heeft hij niet meer!" lachte
Anne-Christine.
"Ben je wel eens in Londen geweest?" vroeg Lisabeth.
"Nee, maar eens moet de eerste keer toch zijn", zei
Anne-Christine die inmiddels een ander krantenknipsel had
gevonden. "Moet je dat zien!" zei ze tegen Lisabeth en ook deze
kon haar ogen niet geloven.
"'Het Kristallen Paleis is na 85 jaar afgebrand' staat hier
en er wordt nog aan gebouwd!" riep ze uit.
"Moet je de datum zien!" zei Anne-Christine. "Dit is een
krant uit 1936!"
"Hij kan dus echt door de tijd reizen!" was alles wat
Lisabeth kon uitbrengen.
Ze lazen beide berichten meer dan eens door voordat ze ze
weer neerlegden zoals ze ze hadden gevonden. Daarna trok
Anne-Christine nog een paar laden open en bekeek alle papieren
met grote interesse.
Lisabeth was erbij gaan zitten, de vermoeidheid begon haar
parten te spelen. Anne-Christine besteedde verder niet veel tijd
meer en zei:
"Ik weet genoeg, zullen we gaan?"
"Graag", zei Lisabeth die moeite had om haar ogen open te
houden.
Een paar dagen later al trof Anne-Christine voorbereidingen
om naar Londen af te reizen om de opening van het Kristallen
Paleis bij te wonen. Ze hoopte er ook de Grootvorst van
Transsyldavi‰ nog eens te zien. Omdat hij haar schilderij
tentoonstelde rekende zij erop dat hij de diefstal van het
Servies nog niet bemerkt zou hebben of in ieder geval niet aan
haar zou toeschrijven. Ze had de schatkamer immers ongekleed
verlaten en het Servies onmogelijk kunnen verstoppen.
"Via hem kan ik de opening van het Paleis meemaken", was haar
plannetje. Lisabeth had al aangeboden om op het Kasteel van den
Weezebeecke te passen en dat kwam Anne-Christine heel goed uit,
want Lisabeth was toch eigenlijk wel een onberekenbare factor,
zoals ze tijdens haar vorige reis had ondervonden.
De reis naar Londen verliep goed en Anne-Christine had haar
intrek genomen in een groot hotel niet ver van het Hyde Park.
Vanuit haar raam kon ze het Paleis zien staan. Het was opgebouwd
uit tientallen kolommen, waartussen zich een ontelbaar aantal
glazen platen bevond. Je kon gewoon dwars door het hele Paleis
heen kijken. De volgende dag zou de opening van dit Crystal
Palace plaatsvinden, iets waar de hele stad zich op leek te
verheugen.
Anne-Christine was na enig speurwerk te weten gekomen dat de
Grootvorst van Transsyldavi‰ in een hotel aan de andere zijde van
het park logeerde.
"Hier moet ik zijn", dacht Anne-Christine toen ze voor het
bewuste hotel stond. Binnengekomen liep ze naar de balie en vroeg
om een onderhoud, niet met de Grootvorst zelf, maar met zijn
Gezant. Deze was verheugd haar aan te treffen.
"Jonkvrouwe Anne-Christine, wat een aangename verrassing!"
riep hij uit toen hij haar in de lounge aantrof.
"Ik hoop dat ik u niet stoor", zei Anne-Christine.
"Geenszins, nee, in het geheel niet. U bent de heldin van
alle Transsyldavi‰rs en hoe kan zo'n iemand nu storen?" vroeg
hij.
"U bent charmant als altijd", zei Anne-Christine, "en ik zal
heel direkt met u zijn. Ik ben naar Londen gekomen voor de
opening van het Paleis, maar ik ben niet uitgenodigd. Om Vrouwe
van den Weezebeecke te zijn is morgen niet genoeg, dan moet je op
zijn minst Barones of Koningin zijn".
"Dat is zo", zei de Gezant, "en u wilde wellicht samen met de
Grootvorst de opening meemaken?"
"Precies zo", antwoorde Anne-Christine hem.
"Ik moet het nog overleggen," zei de Gezant, "maar het lijkt
mij geen probleem. De Grootvorst is namelijk nogal op u gesteld
geraakt, na uw bezoek. Meer dan eens heeft hij het over u".
"Ik vond het ook een genoegen om met de Grootvorst samen te
mogen zijn", loog Anne-Christine.
"Weet u wat? Gaat u mee naar boven. Ik denk dat we de
Grootvorst wel mogen storen". De Gezant ging haar voor naar de
verdieping die de Grootvorst had afgehuurd. Ze stopten bij ‚‚n
van de grotere deuren, waardoor ze na een korte klop naar binnen
mochten.
"Ik heb een verrassing voor u, mijn Heer!" zei de Gezant
tegen de vorst die met zijn rug naar hun zat te schrijven aan een
breed bureau. Deze draaide zich langzaam om en Anne-Christine zag
zijn gezicht in een oogwenk bijtrekken toen hij begreep wie daar
voor hem stond. Hij kon zo snel geen woorden vinden, maar hij
stond op en reikte zijn hand die Anne-Christine op een
liefdevolle manier tussen de hare nam. Het was Anne-Christine die
het voortouw nam:
"Ik ben gekomen om u een gunst te vragen, Heer", zei ze
terwijl ze hem aankeek.
De Grootvorst had al snel zijn gewone gedrag weer hervonden.
"En wat staat daar tegenover?" was het eerste dat hij aan
haar vroeg. Anne-Christine keek naar de Gezant die zich daarop
omdraaide en het vertrek verliet. Toen dit gebeurd was ging
Anne-Christine verder:
"Ik hoop met u de opening van het Kristallen Paleis te mogen
meemaken, maar ik kan er eerlijk gezegd niet veel tegenover
stellen. Om met u te mogen slapen was een waar feest, maar ik ben
nu in mijn maandelijkse stonde en ik voel mij niet geheel wel. Ik
hoop dat u daar begrip voor heeft".
De vorst dacht even na. Gewoonlijk maakte hij er zich in het
geheel niet druk om of de vrouwen zich wel goed voelden of niet.
"Weet je wat?" vroeg hij haar, "als we vannavond samen
dineren, dan is het ook goed. Ik moet nog vaak denken aan de
maaltijd die we samen hebben genoten in Transsyldavi‰. Ik heb nog
nooit zo lekker gegeten als toen met jou!" bulderde hij. "Ik zal
je vannavond laten ophalen. Geef je adres maar aan mijn gezant!"
Hierop draaide de vorst zich om en ging verder met zijn werk
zonder zelfs maar een enkel woord van afscheid.
De maaltijd had Anne-Christine opnieuw een jurk gekost en bij
aankomst in haar hotel vond zij sliertjes uit de soep in haar
navel terug, maar ze was tevreden.
"Daar ben ik nog goed van af gekomen", dacht ze terwijl ze
het bad liet vollopen. En toen ze met een gerust hart en zonder
Grootvorst in haar bed stapte, verheugde ze zich al op de
volgende dag.
Deze kwam na een diepe en lange slaap. Na het aankleden en
een licht ontbijt, wachtte de Grootvorst in zijn koets buiten het
hotel op haar.
"Je ziet er goed uit!" zei de vorst toen Anne-Christine met
de hulp van een van de haar zo bekende koetsiers instapte. Samen
met de Gezant reden ze het korte stukje naar het Paleis waar alle
gasten door de Britse Koningin en Prins werden begroet.
Na verloop van tijd begon de plechtigheid toen de Koningin
plaats nam op haar troon die verhoogd was opgesteld. Alle andere
aanwezigen moesten vreemd genoeg blijven staan en het was het
meest wonderlijke gezelschap dat Anne-Christine ooit had gezien.
Vanuit alle delen van de wereld waren voorname personen gekomen
om hun land op de grootste tentoonstelling die ooit gehouden was,
te vertegenwoordigen. Ze zag Arabische sheiks en Indische en
Pakistaanse vorsten. Zelf stond ze tussen de Grootvorst van
Transsyldavi‰ en een Chinees in een zijden jas met grote
geborduurde draken op de voor- en achterzijde ervan.
Het welkomswoord van de Koningin duurde niet lang. Ze roemde
uitvoerig de inspanningen van haar man, die de organisator van
deze gebeurtenis was. Ze scheen intens veel van haar Prins te
houden en besloot haar toespraak met een verzoek om een applaus
voor haar echtgenoot.
Toen de aanwezigen hieraan ruimschoots hadden voldaan,
zochten ze hun weg naar de tentoonstelling die die dag alleen
voor de adellijken was geopend.
Anne-Christine wilde meteen naar de kopie van het Servies en
naar haar schilderij kijken. De Grootvorst was meer in bijdragen
uit andere landen geinteresserd en ze hadden al eerder
afgesproken om hun wegen voor een paar uur te scheiden.
Anne-Christine was blij met deze oplossing en ze liep zo snel
zij kon naar het Servies, dat vrijwel aan het eind van ‚‚n der
vleugels van het Paleis was opgesteld.
Groot was haar verbazing toen ze al van verre kon zien hoe de
Chinees die naast haar had gestaan intensief het Moskovisch
Servies in zich opnam.
"Hoe bent u hier zo snel gekomen, u stond zo juist nog naast
me?" wilde ze weten.
"Tijd en ruimte is van geen belang als het om schoonheid
gaat", antwoordde de Chinees raadselachtig.
"U vindt het Servies dus mooi?" vroeg Anne-Christine
enigszins overbodig, omdat ze er niet aan was gewend om op een
indirecte manier te spreken.
"Het Servies is mooi, het schilderij dat daar hangt is nog
mooier, maar niets kan zich in schoonheid meten met de echte
vrouw achter het Servies", vond de Chinees, die Anne-Christine
met deze woorden deed blozen.
"U lijkt mij een wijs man", zei ze. "U doet mij denken aan
een vriend die op dit moment in Boven-Mongolie zit. Deze vriend
kan zich evenals u door tijd en ruimte verplaatsen. Hij doet dat
met behulp van geconcentreerde gedachten. Doet u dat ook zo?"
De Chinees antwoordde niet direkt en sloot zijn ogen:
"Ik zie uw vriend, hij wacht op een meisje dat sterk op u
lijkt, maar toch iemand anders is. Hij maakt zich ongerust".
"Dat dacht ik al", zei Anne-Christine bezorgd, "maar ik kan
hem niet bereiken".
"U kunt een expeditie uitrusten om het meisje te redden. Er
is haar vast iets overkomen en samen kunt u op zoek gaan naar uw
vriend in Boven-Mongolie".
"Kunt u niet kijken waar mijn vriendin Lisabeth is", vroeg
Anne-Christine een beetje verward.
"Nee", zei de Chinees, "ik zie haar nergens".
"Weet u zeker dat dit het beste is, dat ik kan doen? Zo'n
reis naar het oosten is niet geheel zonder gevaar", bedacht
Anne-Christine en ze keek zorgelijk naar de Chinees.
"U zult het aankunnen", meende de vreemde gesprekspartner en
hij wilde zich omdraaien, maar Anne-Christine riep hem terug:
"Leuk geprobeerd, mijnheer Gosseling, maar om mij ertussen te
nemen heb je meer nodig dan wat watten in je mond en wat lijm
boven de oogleden!"
De Chinees draaide zich om en schoot in de lach. "Deze keer
heb jij gewonnen, Anne!" lachte hij, "maar verder was het toch
niet slecht gelukt, hŠ?"
"Kom maar mee", zei Anne-Christine en ze nam hem bij de arm
naar ‚‚n van de restaurants.
"Ik begrijp er geen snars van", bekende Anne-Christine,
"waarom wilde je me nu naar Boven-Mongolie sturen?"
"Omdat ik daar al een paar keer ben geweest en Lisabeth maar
niet komt opdagen", zei Gosseling.
"Ach hou toch op met die flauwe kul", zei Anne-Christine
boos. "Waarom doe je toch altijd zo moeilijk? Dat gedoe met door
de tijd reizen. Dat is toch nergens goed voor. Ik vind je toch
wel lief. Ik heb een expeditie naar Frankrijk voor je opgezet,
die niets meer opleverde dan een Kristallen Bol en die mij bijna
het leven kostte. Ik ben bij je in bed gekropen, wat wil je nu
nog meer van me?"
Gosseling wist niet wat hij van haar plotselinge uitval moest
denken.
"Je denkt dus dat ik niet door de tijd kan reizen. Je denkt
dat ik dus niet in Boven-Mongolie ben geweest en je denkt dat ik
het Servies in mijn eigen tijd niet in mijn bezit heb. Dat is
goed, dat mag je allemaal denken, maar heb je de proef met het
zonlicht al genomen met het Servies en de Bol?" vroeg hij, haar
recht aankijkend.
"Zeker heb ik dat", zei Anne-Christine, "en als je het wilt
weten, ik heb heel wat vreemde dingen gezien. Achteraf denk ik te
weten hoe dat komt. Door je brief was ik er erg op ingesteld dat
er iets bijzonders te zien zou zijn en ik heb de proef genomen
toen ik na een lange reis in Weezebeecke aankwam. Ik heb mij geen
rust gegund en de kleurenpracht van het Servies is overweldigend,
dat moet ik toegeven. Ook ik ben wel eens wat te romantisch als
ik mezelf niet helemaal in de hand heb en daardoor heb ik al die
prachtige dingen gezien, die ik me mijn hele leven zal blijven
herinneren. Maar ik weet zeker dat een tweede proef negatief zal
uitvallen", besloot Anne-Christine haar betoog ferm.
"Je bent veranderd, Anne-Christine" vond Gosseling, "of
misschien ook wel niet. Af en toe moet ook jij hard zijn. En dat
is niet prettig voor degene die je tegenover je hebt. Dat kan ik
je verzekeren. Maar ik neem de handschoen op. Die tweede proef
komt er, zodra we in Weezebeecke zijn. Maar ik weet zeker dat je
verliest".
"Als ik verlies, mag je het Servies van me hebben", zei een
zelfverzekerde Anne-Christine. "En als ik win dan moet je in bed
eens bewijzen wat je waard bent, want ook daarover heb ik mijn
twijfels".
"Wat moet ik nu met een Servies dat bij jou hoort?" vroeg
Gosseling en deze laatste woorden waren nog niet vervlogen of de
Gezant van Transsyldavi‰ kwam aangelopen.
"Erg onzorgvuldig van me", schoot het door haar heen, maar ze
stelde zich gerust dat hij het gesprek vrijwel onmogelijk gehoord
kon hebben.
"De Grootvorst wil u naar uw hotel brengen", zei de Gezant.
"Dat is niet nodig", zei Anne-Christine, "ik wil hier nog
even blijven, maar ik wil hem wel bedanken. Wanneer vertrekt de
Grootvorst?"
"Nu meteen", zei de Gezant. "Hij moet zich al wat haasten om
de veerpont naar de vaste wal niet te missen".
"Ik zou hem graag een klein bedankbriefje schrijven" bedacht
Anne-Christine. "Heeft u misschien schrijfgerei?"
De gezant knikte en haalde een reisetui te voorschijn met
papier, een pen en een flesje inkt.
"Misschien dat U zich even wilt verwijderen?" vroeg ze
terwijl ze vriendelijk naar de Chinees tegenover haar keek.
Gosseling viel weer in zijn rol.
"Mag ik uw geestelijke inspanning ondersteunen door wat
aardse dranken te bestellen", vroeg hij met een Chinees accent en
Anne-Christine knikte hierop glimlachend.
"Ik schrijf een brief aan de Grootvorst, maar u zoudt mij een
enorm plezier doen door de tweede brief zo snel mogelijk op mijn
Kasteel af te leveren. Dat zal toch geen grote omweg voor u
betekenen?"
"De koetsiers kennen de weg, mevrouw", zei de Gezant
welwillend en hij bleef daarna zwijgend wachten tot
Anne-Christine haar beide briefjes had geschreven.
"Ik wilde ook u hartelijk bedanken, mijnheer de Gezant, en ik
wens u een hele voorspoedige reis", zei Anne-Christine tegen hem
op het moment dat de Chinees zich weer aan haar tafel voegde. De
Gezant boog naar beiden en verwijderde zich daarna snel.
"Een aardige man, die Gezant", mijmerde Anne-Christine.
"Dat zeg je alleen om mij boos te maken", zei Gosseling,
"maar we zullen morgen wel zien als we op weg naar Weezebeecke
gaan. Intussen wil ik geen ruzie met je, Anne. Ik vind je heel
bijzonder en ik wil je niet kwijt, of ik onze vreemde weddenschap
nu win of verlies".
"Daar heb je wel gelijk in", vond Anne-Christine, "ik heb het
ook wel eens moeilijk met jou, hoor. Je lijkt me altijd wel een
stapje voor te zijn en dat kan ik niet hebben. Ik vraag me alleen
af of dat werkelijk komt doordat je over bovenmenselijke gaven
beschikt. Ik denk eerder dat je enige gave is dat je heel wat
mensen dingen kunt laten zien, die ze zelf toch al graag willen
geloven".
Het was al weer laat in de middag toen Gosseling en Anne uit
de postkoets stapten die voor de oprijlaan van het Slot van den
Weezebeecke stilhield. De zon scheen ongeveer net als de eerste
keer dat Anne-Christine de proef nam.
"Daar komt Lisabeth aan!" zei Anne en ze wees op een stipje
aan de horizon.
"Dat kan ik nog niet zien, maar zullen we alles al klaar
zetten, dan kan zij scheidsrechter spelen als het zo ver is",
opperde Gosseling.
"Dat is een goed idee", vond ook Anne-Christine en samen
liepen ze naar het Kasteel. Eenmaal binnen had Anne-Christine
weinig moeite om op zolder het mandje te vinden, waarin het
Servies tussen wat losse kleding lag verborgen. Ze droeg het
juist de kamer binnen toen ze zag hoe Lisabeth in de armen van
Gosseling vloog en hem niet meer leek te willen loslaten.
"De deur stond open en ik dacht al dat Anne-Christine er zou
zijn, maar dat jullie er allebei weer zijn, dat is pas echt een
verrassing. Ik ga even mijn paard afzadelen en wat lekkers maken,
dan vertellen we allemaal wat we hebben meegemaakt, nu we voor
het eerst weer bij elkaar zijn", was haar voorstel.
"Vergeet dat paard maar even, Lisabeth. We gaan eerst een
proef nemen met wat Kristal nu er nog zonlicht is. Na afloop moet
je precies vertellen wat je hebt gezien", zei Anne-Christine.
"O, jee, is het erg belangrijk?" vroeg Lisabeth beteuterd,
"ik heb me niet op ingewikkelde dingen voorbereid, hoor".
"Zeg gewoon maar precies wat je ziet. Daar hebben we het
meeste aan", zei Gosseling, die de ramen open deed.
Lisabeth deed de deur dicht en Anne-Christine begon de Glazen
rond de Karaf te rangschikken.
Ook deze keer werd de kamer met de meest wonderlijke kleuren
gevuld. Geen van drie‰n sprak een woord totdat er een dikke wolk
voor de zon schoof en Anne-Christine kortweg 'afgelopen' zei en
het Servies zorgvuldig begon in te pakken.
"Nou, je hebt verloren hŠ, Gosseling? Wel mooie kleurtjes,
maar verder niets bijzonders!" vatte Anne-Christine de proef
samen.
Gosseling was sprakeloos:
"Ik.. ik heb w‚l wat gezien", stotterde hij. "Het leek wel
een complete veldslag, met alles wat er over mijn hoofd vloog aan
pijlen en lansen. Jij was er trouwens ook bij", wees hij op
Anne-Christine.
Die lachte:
"Je kunt niet erg tegen je verlies, is het niet? Of ben je zo
bang dat je met me naar bed moet?"
"Mag ik misschien ook nog wat zeggen?" vroeg Lisabeth.
"Ja natuurlijk, wat heb jij gezien? Jij moet de doorslag
geven", vonden de andere twee.
"Nou, ik heb eigenlijk hetzelfde gezien als Anne", zei
Lisabeth. "De kleuren zijn schitterend, maar ik heb geen veldslag
gezien of iets wat er op lijkt. Het bleven gewoon mooie kleuren".
"Zie je nu wel?" vroeg Anne Christine triomfantelijk, "hup,
mee naar bed!" en ze liep naar de deur met een hoofdschuddende
Gosseling achter zich aan.
"Ik heb het echt gezien", bleef hij maar herhalen.
In haar slaapkamer aangekomen begon Anne-Christine zich uit
te kleden, iets waarvoor Gosseling geen enkele aandacht scheen te
hebben. Pas toen het zo ver was dat zij zonder kleren in haar bed
stapte, begonnen zijn ogen te glinsteren.
Hij rende naar de deur die hij opensmeet. Anne-Christine
hoorde hem in volle vaart naar de werkkamer rennen en vandaar
naar de trap. Niet lang erna gaf de bons van de voordeur aan dat
Gosseling niet meer in het Kasteel was.
Anne-Christine was intussen uit haar bed gekomen en zag hoe
hij op het paard van Lisabeth sprong en met het mandje in zijn
hand in volle vaart de oprijlaan afreed.
Niet lang erna lagen de beide meisjes samen in bed te lachen.
"En Gosseling maar rijden met een mandje vieze was!" riep
Lisabeth. "Hoe wist je dat hij niet deugde?"
"Hij wilde ons voortdurend zo ver mogelijk van huis hebben om
het Servies te kunnen stelen en dan is er nog iets, maar dat
vertel ik nog wel eens", schaterde Anne-Christine.