Het Moskovisch Servies 1.6



"Ik ben het met mezelf eens", was het eerste dat Anne-Christine na haar ontwaken tegen Gosseling zei. Deze had al een tijdje liggen kijken hoe zij door de eerste zonnestralen langzaam werd gewekt.
"Ik doe het, zoals ik gisteren heb gezegd. Ik ga naar de Officier en vraag of ik de vondsten naar de Koning mag brengen. Als Lisabeth rare dingen heeft gedaan, dan zie ik wel wat anders te verzinnen, maar ik zal niet terugkeren zonder Bol, daar kun je van op aan".
"Je denkt aan niets anders, hŠ?" vroeg Gosseling. "Nee, ik kan het ook niet helpen", zei Anne lachend. Ze sprong uit bed en liep naar de lampetkan om zich te wassen.
"Heb je vannacht nog gebruik van me gemaakt?" vroeg ze.
"Misschien in mijn slaap, maar je bent nog maagd en daarom heb ik er van afgezien".
"Dat had niet gehoeven hoor", zei ze terwijl ze het water in de kom goot, "ik ben dat niet uit overtuiging, het is er domweg nog niet van gekomen en als de Franse Koning me wil, dan kan hij zijn gang gaan".
"Met jouw manier van leven kom je daar haast niet onderuit, het is toch al een mirakel dat je er tot vandaag zonder al te veel problemen doorheen bent gekomen", zei Gosseling.
"Ja, leuk hŠ?" lachte Anne-Christine, "het ging altijd nŠt goed. De Grootvorst van Transsyldavi‰ viel in slaap precies toen het zo ver was. Nou ja, ik had hem wel een slaapdrankje gegeven en nogal getreuzeld met uitkleden, maar toch, het was maar nŠt op tijd".
"Je bent mooi, Anne", zei Gosseling, "maar je geest boeit me meer dan je lichaam. Dat is een andere reden waarom ik je vannacht met rust heb gelaten. Je viel nogal snel in slaap".
"Nu ben ik wakker en je mag met me doen wat je vannacht had gewild", zei ze terwijl ze over haar schouder naar hem keek.
"Wat dat is, daar mag je lang naar raden", zei Gosseling, "want nu zeg ik dat niet en over een uurtje ben je al op pad".
"Maar ik kom levend en wel terug hoor", zei Anne-Christine, ofschoon ze niet helemaal zeker van haar zaak was.
"Het is niet dat ik daaraan twijfel", zei Gosseling, "maar je hebt veel kans dat ik dat niet afwacht".
"Ben ik dan niet goed genoeg voor je?" vroeg Anne-Christine snibbig, "andere mannen zouden een moord doen om met mij in bed te liggen".
"Andere mannen zijn andere mannen. Je bent bijna de perfecte vrouw, maar je moet alleen nog wat volwassener worden".
Anne-Christine was woedend en gooide met haar waswater naar de lachende geleerde.

"Klootzak, klootzak! Ik krijg je nog wel, als je dat maar weet".
"Dan moet je me wel weten te vinden en dat is nog moeilijker dan een Moskovisch Servies voor de tweede keer stelen, want dat heb je toch gedaan? Zeg het maar eerlijk!" riep Gosseling en hij kroop jongensachtig onder de dekens. Anne-Christine mepte in het wilde weg, waar ze hem maar raken kon.
"Ik krijg jou ook wel hoor, mooie professor! Niemand kan mij weerstaan, hoor je dat? Niemand.... en jij helemaal niet, ook al weet je honderd keer hoe ik in elkaar zit en wat ik allemaal gedaan heb. Ik zal je weten te vinden en dan wil jij ook alles met me doen wat al die andere stomme mannen willen. Hoor je dat? Hoor je dat?"
Ze bleef net zo lang op de dekens slaan totdat ze buiten adem was.
"Ach, wat verspil ik eigenlijk mijn tijd aan zo'n stom mannetje?" zei ze en ze begon zich zwijgend aan te kleden. Ze ging naar haar ontbijt, waar Gosseling zich even later bij haar voegde. Maar Anne-Christine was te veel gekwetst en stond op toen hij zich op zijn stoel liet zakken.
"Anne, wees je voorzichtig daar aan het hof?" kon hij nog net vragen.
"Je houdt dus toch wel een beetje van me?" was haar verbaasde tegenvraag.
"Niet alleen een beetje", zei hij.
"Dan is het goed", zei ze en ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd, "en vergeet niet dat je er ook aan zult moeten geloven, of je wilt of niet!"
"Wees voorzichtig en overschat jezelf deze keer niet", was het laatste dat hij nogmaals tegen haar zei, voordat zij zonder om te kijken de herberg uit liep.
Ze zadelde zelf haar paard en reed in de richting van het tentenkamp.

Daar werd haar bange vermoeden bewaarheid. Die nacht waren de historische vondsten gestolen en de wacht had Lisabeth in het kamp gezien, maar had hieraan verder geen aandacht geschonken omdat hij geen moeilijkheden met de Officier wilde hebben.
"Dan maar met een ongunstige boodschap naar de Koning toe", dacht Anne-Christine en ze gebruikte de rest van de dag om bij het koninklijk paleis te komen.

"Ik heb een boodschap voor de Koning", zei ze tegen de schildwacht.
"Wat is het voor een boodschap, van wie is hij afkomstig en wie bent u?" wilde de schildwacht weten.
"Het is geen prettig bericht, het gaat over een historische opgraving, waarin de Koning ge‹nteresseerd is", sprak ze nog op haar paard gezeten.
"U zult hier moeten wachten", zei de schildwacht terug. Hij nam het paard bij het hoofdstel en bond de leidsels aan een ring in de muur. Daarna hielp hij Anne-Christine bij het afstijgen en nam haar naar zijn wachtlokaaltje waarin een paar banken stonden. Vervolgens liep hij naar het paleis, Anne-Christine in het gezelschap van een andere wacht achterlatend.
"U mag verder gaan", sprak hij toen hij na verloop van tijd terug kwam. "Aan het eind van de laan wordt u door een adjudant van de Koning opgewacht".
Te paard vervolgde ze haar weg en ontmoette inderdaad iemand die op haar komst stond te wachten.
"U bent dezelfde die bij de opgraving was", zei ze.
"Om u te dienen", zei de adjudant toen hij haar hielp om met beide voeten op de grond te komen. "Ik heb begrepen dat u wat resultaten van de opgravingswerken bij u heeft".
"Helaas niet", zei Anne-Christine, "maar ik zou de ontwikkelingen graag met de Koning zelf bespreken".
"Dat wordt moeilijk want de Koning heeft het druk met zijn staatszaken, maar ik zal kijken wat ik voor u kan doen", zei de adjudant. "Intussen kunt u in ieder geval in ‚‚n van de vleugels van het paleis overnachten, want u heeft de afstand waarschijnlijk in ‚‚n dag afgelegd en u zult wel moe zijn".
"Dat is erg zorgzaam van u", zei Anne-Christine, "misschien dat de Koning dan morgen een paar ogenblikken voor mij heeft".

Een uur of wat later lag Anne-Christine in een hemelbed in ‚‚n van de vele kamers die het paleis telde. Het was haar niet toegestaan die te verlaten, maar er werd goed voor haar gezorgd. Ze had zo juist een maaltijd ontvangen, die door twee lakeien was binnengebracht. Veel honger had ze niet en ze had van alle gerechten een paar hapjes genomen, voordat ze probeerde te slapen.

De volgende morgen ontwaakte ze met een hoofd vol zorgen. Ze betrapte zich erop meer twijfel te hebben dan de vorige keren dat ze een vergelijkbaar karweitje moest opknappen.
"Gosseling heeft gelijk. Ik moet voorzichtig zijn, maar aan de andere kant lukt het alleen als je risico's durft te nemen". "Ik ben te veel in de war", besloot ze. "Was het maar achter de rug en was ik maar weer in Weezebeecke, met Gosseling, Liesbeth en Ruyters. Die goede Ruyters, wat zou hij zich zorgen maken als hij wist in wat voor een situatie ik me nu bevond.
Met deze gedachten, die een voortdurende cirkelgang leken te maken, draaide Anne-Christine zich nog eens op haar andere zij en probeerde aan haar vrienden te denken die allemaal verder weg schenen dan ooit.
In de loop van de ochtend werd er door een lakei op de deur geklopt. Ze ontving haar ontbijt en kreeg te horen dat ze met een uurtje klaar moest zijn om door de Koning ontvangen te worden.
En inderdaad, na de voorspelde tijd werd ze opgehaald en liepen ze door eindeloze gangen voordat ze bij de kamer van de Koning aankwam. Hier liet de lakei haar alleen en moest zij zelf zien binnen te komen. Anne-Christine klopte voorzichtig op de deur die door de Koning werd opengedaan.
"Zo, weer een nieuw vrouwtje", zei hij.
Anne-Christine kuste de hand die hij uitstak en zei:
"Ik kom met een vervelende mededeling, Heer".
"Oh, nee hoor", zei de Koning, "dat je er bent is al een geluk".
"Dank u, Sire," ging Anne-Christine onverdroten verder, "maar ik ben gekomen om u te zeggen dat de vondsten van de opgravingen op het militaire terrein vannacht zijn gestolen".
De Koning scheen niet erg onder de indruk te zijn. "Die ouwe rommel? Dat maakt niet uit. Het mooiste heb ik toch al!" en hij wees op de Kristallen Bol die op zijn bureau stond te glimmen. "Als het zonlicht er doorheen speelt, is het net of er een klein wonder gebeurt", zei hij, "kom zelf maar eens kijken".
Anne-Christine durfde nu verder te gaan en ze liep naar het bureau. Door het raam scheen een zonnestraal recht op de Bol die in alle denkbare kleuren leek op te lichten. Ze kon haar ogen er niet vanaf houden. De Koning kwam vlak achter haar staan en begon zonder iets te vragen aan haar kleren te morrelen. Anne-Christine liet dit toe en schopte haar schoenen uit. In korte tijd was ze uitgekleed en werd zij naar een naastgelegen vertrek geleid, waar een ruim hemelbed voor haar klaar stond. Zonder vragen te stellen kroop zij erop en bleef netjes wachten.
De Koning had zelf ook weinig moeite om uit zijn kleren te komen en hij nam een omweg via het voeteneind. Ze zag hoe hij over het bed naar haar toe kwam kruipen en op haar kwam liggen. Anne wilde hem omhelzen toen ze voelde hoe hij van haar wilde genieten, maar op dat moment werd de deur opengesmeten en spatte het gezicht van de Koning voor haar ogen uiteen. Ze hoorde schoten en zijn lichaam viel zwaar op haar neer.
"We hebben hem, jongens!" werd er triomfantelijk geroepen en verstijfd van schrik zag Anne-Christine hoe een gewapende bende het slaapvertrek van de Koning binnenstormde.
Ofschoon zijn bloed rijkelijk over haar gezicht stroomde, durfde zij zich niet meer te bewegen. Ze hield haar ogen dicht, ook toen ze voelde hoe het lichaam van de Koning van haar af werd gesleurd.
"Kijk dan, z'n hersens liggen op die meid!" riep er een.
"Dat zijn haar eigen hersens, we hebben ze allebei te pakken!" riep een ander.
Het was allemaal weer even snel voorbij als het begonnen was, maar het duurde voor Anne's gevoel uren voordat ze zich weer durfde te bewegen. Eerst liep ze naar een spiegel om te zien wat er met haar was gebeurd. Pas toen zag ze waarom de opstandelingen haar niet hadden aangeraakt. Haar gezicht was niet meer herkenbaar door al het bloed van de Koning dat in een koek begon op te drogen, maar verder mankeerde ze niets. Anne-Christine hoefde niet lang naar zichzelf te kijken en meteen begon ze alle deuren te openen, in de hoop een badkamer te vinden.
Op de binnenplaats was het een lawaai van jewelste. Toen ze behoedzaam naar buiten keek, zag ze dat dit werd veroorzaakt door de grappen die de opstandelingen met het lijk van de Koning uithaalden.
"Ik moet nu snel een badkamer vinden", dacht ze. "Zo dadelijk komt het leger om de opstand neer te slaan en dan wil ik hier weg zijn".
Snel liep Anne weer van het raam weg om de overgebleven deuren van het slaapvertrek van de Koning te onderzoeken. Ze had geluk, de eerste waarvan ze de knop omdraaide, ging open en toonde een betegelde kamer met een ruim bad op vergulde pootjes in de vorm van een zwaan. Ze stapte erin en draaide de kraan open. Het water was koud en ze liet het niet direkt over haar lichaam stromen, maar gebruikte haar handen om het op te vangen en met beetjes tegelijk over haar gezicht te spoelen. Met afschuw keek ze naar de groeiende plas rood water, waar ze langzaamaan middenin kwam te staan. Tenslotte waste Anne haar haren net zo lang totdat ze de zekerheid had dat er niets meer was dat aan het drama van de afgelopen uren herinnerde. Voordat ze uit het bad stapte, spoelde ze haar voeten zorgvuldig af.
Terug in het slaapvertrek liep ze zonder te kijken met een grote boog om het bed heen en in de spiegel kon ze zichzelf van top tot teen inspecteren.
"Helemaal schoon", zag ze.
Van buiten kwam nog steeds het lawaai van de schreeuwende menigte. Voorzichtig glurend zag Anne-Christine hoe de opstandelingen zich tegoed deden aan de wijn uit de vaten, die ze ergens hadden gevonden. Daarbij knalden zij met hun geweren in de lucht.
"Op zo'n manier hangen ze voor de avond valt al aan de hoogste boom", dacht Anne-Christine. "Wegwezen hier...maar niet zonder de Bol!"
Ze pakte haar kleren op en deed alle moeite om zich zo snel mogelijk aan te kleden.
"Die strikken komen straks wel", zei ze tenslotte. Ze greep de Bol en stormde het vertrek uit. Op haar terugtocht door het paleis vermeed ze de gangen van waaruit geschreeuw en gelach weerklonk. Nadat ze zich veel had moeten schuilhouden en sommige gangen twee-drie keer had moeten doorlopen, vond zij uiteindelijk haar kamer, waar zij haar eigendommen nog onaangeroerd aantrof. Ze stopte de Bol in haar zadeltas en vond haar weg naar de stallen, waar haar eigen paard op haar stond te wachten. Het was niet gezadeld en om tijd te winnen nam zij een ander dier, dat wel klaar stond. Ze knoopte haar tas aan het zadel, trok de singelband met al haar kracht strak aan, steeg op en gaf het paard de sporen. Ondanks dat de stijgbeugels niet goed op haar lengte waren afgesteld, reed ze in een wilde galop over de binnenplaats, waar ze te nauwer nood de feestvierders kon ontwijken.
"Ik geloof dat ik het gehaald heb", dacht ze toen ze langs het verlaten schildwachthuisje reed. "Wat een gekkenhuis!"
Nog een kwartiertje bleef ze in dit tempo doorrijden, waarna ze het wat rustiger aan durfde te doen. Het werd al donker toen ze weer bij de herberg was. De waard wist haar te vertellen dat Lisabeth was teruggekeerd om hierna samen met Gosseling weer te verdwijnen. De geleerde had echter wel een brief voor haar achtergelaten, die de waard meteen aan Anne-Christine overhandigde.
Op van alle emoties zocht ze naar een stoel om de brief op haar gemak door te nemen. De inhoud was ingewikkeld. Ze moest hem meer dan ‚‚n keer lezen en nog kon ze niet alles begrijpen. Duidelijk was wel dat Gosseling en Lisabeth veel van elkaar bleken te houden en dat ze samen naar Boven-Mongolie wilden gaan.
Anne-Christine werd hier boos van, ondanks de volgende zinnen, waarin ze kon lezen wat hem daartoe had gebracht. Hij ging er van uit dat ze erin geslaagd zou zijn de Bol te bemachtigen en dat ze over het Moskovisch Servies beschikte.
"Het Servies is voor jou bestemd, evenals de Bol, dat weet ik zeker. Misschien omdat het net als jij breekbaar is en toch niet onderhevig aan veroudering. Het kan in zijn kwetsbaarheid de eeuwen trotseren. De Groten der Aarde hebben geprobeerd om deze krachten voor hun eigen doel te gebruiken, maar hun bracht het alleen maar ongeluk. Met het Kristal heb je een poort naar de toekomst en het verleden. Ik kan het weten, want ik heb het Kristal in de toekomst in mijn bezit gehad. Laat het niet in een donkere kast staan, maar probeer het licht er mee te vangen, zoals op de kommetjes is aangegeven", zo schreef hij. "Probeer het net zo lang totdat je resultaat ziet. Wees voorzichtig, want er is ook een duidelijke waarschuwing voor te veel van het goede, dat weet je. Met drie delen bij elkaar kon het wel eens misgaan, voor zo iets wordt gewaarschuwd. Ik wens je veel succes en reken erop dat het Servies aanwijzingen zal geven hoe je me weer terug zult vinden, zoals je je voorgenomen hebt. Intussen zoek ik samen met Lisabeth naar de krachten van de Hunnen. Zij zullen ons alle drie misschien ooit nog eens van pas komen. Graag had ik dit ook samen met jou gedaan, maar ik heb het gevoel dat zij mijn hulp op dit moment beter kan gebruiken. Ze is nu eenmaal roekelozer dan jij. Op ieder tijdstip kan ik ook maar op twee plaatsen tegelijk aanwezig zijn en niet op drie, dus jij moet het even alleen doen", zo besloot Govert Gosseling zijn brief.
Anne vond het allemaal heel mooi, maar ze kon haar ogen nauwelijks meer openhouden en ze ging na een klein hapje eten naar bed.

Na een wat steviger ontbijt, rekende ze de volgende morgen met de waard af en vertrok naar Weezebeecke, met meer dan ‚‚n gedachte in haar hoofd:
"Wat zou er gebeuren als je de zon probeerde te vangen met het Servies en de Bol? Zou ze dan te weten komen waarom het Servies in haar handen was gerold? Hoe kon Gosseling zo zeker opschrijven dat het Kristal aanwijzingen zou geven als het in de zon werd gezet? Was dat omdat hij het Kristal in de toekomst in zijn bezit had gehad? Hoe kon hij over de toekomst schrijven alsof het de verleden tijd betrof?"

Anne-Christine bereikte haar slot na enkele dagen. Het was al laat in de middag en ze hoopte dat de zon nog krachtig genoeg zou zijn om het een en ander duidelijk te maken. Zonder zich te verkleden rende ze de trappen van haar Kasteel op en zocht op de zolder haar Moskovisch Servies.
Daarna deed ze de ramen van haar werkkamer wijd open en schoof een tafeltje tot dicht bij het geopende venster. Wat ze al op het bureau van de Franse Koning had zien gebeuren, herhaalde zich nu weer. Ieder stuk van het Servies dat in de middagzon werd neergezet, was in staat om het licht in alle mogelijke kleurschakeringen te splitsen.
Anne-Christine stond met verbazing te kijken hoe de kleuren door elkaar liepen als zij haar hoofd maar even bewoog. Toen het hele Servies op het tafeltje stond, was de kleurenpracht al overweldigend, maar het werd nog sterker toen zij de Glazen rond de Karaf in een cirkel begon te rangschikken. Het begon bijna pijn aan haar ogen te doen. Hoe perfecter de cirkel werd, hoe duidelijker het werd dat dit Servies heel bijzondere eigenschappen in zich had.
Tenslotte werd de kleurengloed zo overweldigend dat ze de indruk kreeg, er middenin te zitten en dat de kamer niet meer bestond.
"En nu de Bol nog", dacht ze, "waar zou die passen?"
Ze hield hem zoekend boven het Servies, maar het was duidelijk waar hij hoorde. Haar hand werd als vanzelf naar de Karaf toegetrokken en toen ze de Bol daarop plaatste, had ze het gevoel dat niet alleen de ruimte om haar heen was veranderd, maar dat ze ook werd meegezogen in de tijd.
Overweldigd door de lichtbeelden die elkaar onophoudelijk afwisselden in de meest bonte vormen, begon ze dingen te zien waarvan ze wist dat ze niet bestonden, althans niet in de kamer waarin zij zich nog steeds moest bevinden.
"Dit is de heuvel van Attilla", wist zij toen er een groene golf over haar werd uitgestort.
"En dat ben ikzelf!" schrok ze, toen direkt daarna een grote veeg goudblond haar rakelings aan haar voorbij trok.
Toen zij zich wat meer concentreerde, begon het tot haar door te dringen hoe complex de situatie was. Ze zag zich staan naast een gedrongen krijgsheer te paard die ze bevelen zag geven, die ze niet kon horen. Rondom haar heen was de strijd in volle gang, maar Attilla -ze nam tenminste aan dat hij het was- scheen zich hiervan weinig aan te trekken. Hij lachte zelfverzekerd naar zijn Anne terwijl ze wijn dronken uit de Glazen van het Moskovisch Servies. De strijd leek gunstig te verlopen en ook de Anne-Christine lachte.
Af en toe kwam er een boodschapper met een bericht. Attilla werd niet minder vrolijk van het komen en gaan van deze soldaten. Hierna zag zij hoe een gevangen genomen jonge Prins voor Attilla werd geleid. Hij was geboeid en droeg nog wat wapens en een tas op zijn rug. Aan zijn kleding te oordelen was het geen Romein, want Anne-Christine had op school wel geleerd hoe die eruit zagen.
"Het is een Prins der Visigothen", bedacht ze. "Atilla streed tegen een samengevoegd leger".
Op last van de krijgsheer werd de tas van de jonge Prins omgekeerd. Anne schrok toen hieruit de Kristallen Bol te voorschijn kwam die nu samen met het Servies voor deze wilde beelden zorgden. Ze zag hoe Attilla gefascineerd werd door deze aanwinst, maar hem desondanks aan de Anne-Christine naast hem schonk. Ze zag ook nog hoe deze hem daarvoor bedankte, waarna de situatie meteen dramatisch veranderde.
De rijen die voor de verdediging van de commandoheuvel zorg droegen, leken te gaan wijken onder het plotseling aanstormende geweld van de Visigothen. Af en toe kwamen de pijlen en lansen dicht in haar buurt neer. De gevangen genomen Prins keek zelfverzekerd toe hoe zijn list uitwerkte. Het was aan velen bekend hoe bijgelovig Attilla was en door deze vreemde combinatie van gebeurtenissen begon de grote veldheer inderdaad zijn kalmte te verliezen. Hij gebaarde wild en riep de meest onsamenhangende bevelen, totdat hij niet lang daarna door een lans werd getroffen, van zijn paard stortte en in elkaar zakte. Hij stond weer op, maar hij leek ervan overtuigd dat hij de strijd ondanks het aanvankelijk gunstige verloop zou gaan verliezen. Hij zocht zijn meest waardevolle bezittingen, waaronder het Servies bij elkaar en vocht zich met enkele getrouwen een weg naar de veiligheid, Anne-Christine in vertwijfeling achterlatend.
De Kristallen Bol gleed uit haar verbaasde handen en rolde de berg af, waar hij door de vechtende soldaten werd vertrapt en zou worden bedolven, totdat zij hem eeuwen later op zou graven.
Met het dolkje dat zij aan haar zij droeg, bevrijdde ze de Prins uit zijn boeien. De strijd was eigenlijk al gestreden. Nu de aanvoerder het hazepad had gekozen, zocht ook het Hunnenleger zelf een veilig heenkomen. Hierna volgde een ware triomftocht, waaraan zowel de Prins als Anne deelnamen.
Het duizelde haar allemaal. Ze had het gevoel dat de beelden elkaar in een razend tempo afwisselden en dat ze geen tijd had om het allemaal tot zich te laten doordringen. Af en toe deed ze haar ogen dicht en als ze die dan weer open deed, had ze een enorme sprong in de tijd gemaakt. Soms was ze door een enkele keer haar ogen te sluiten uren en dan weer jaren verder.
Na de slag op de Catalaunische Velden toonden de beelden een onafzienbare rij kastelen, huwelijken en geboorten. Af en toe zag zij zichzelf lopen, de ene keer als kind, dan weer volwassen. Soms ook meende zij anderen te herkennen in de draaikolk vam belevenissen.
Toen zij haar ouders zag, wist ze dat er spoedig een einde aan moest komen, maar hierin had ze zich vergist. Bij de eerste beelden van Pennickx sloeg ze de handen voor haar ogen.
"Nee, niet nog eens!" hoorde ze zichzelf roepen en ze durfde pas na lange tijd weer te kijken. Ze begreep dat ze zich nu in de toekomst moest bevinden. Er reden geen koetsen met paarden meer en alles was groter dan ze ooit had gezien, de huizen, de mensenmassa's en de schepen, waarvan ze niet wist wat ze er mee aan moest. Weer zag ze zichzelf, nu in het gezelschap van Gosseling.
"Zo krijg ik hem dus weer te zien!" ging het in een flits door haar heen en toen had ze er genoeg van. Ze tilde de Bol van de Karaf.
"Onbegrijpelijk", was alles wat ze uit kon brengen toen ze zich uitgeput in een stoel liet vallen. Nog steeds was de kamer gevuld met elkaar afwisselende flarden, maar zij vormden geen duidelijke beelden meer. Ze reikte naar de Karaf die ze uit de zon op de grond zette.
"Onbegrijpelijk", zei ze nog een keer.
Hoe lang ze zo bleef zitten werd haar niet duidelijk, ze had ieder gevoel voor tijd verloren. Tenslotte vond ze toch kracht genoeg om het Kristal veilig op te bergen. Toen ze terugkwam was de kamer weer de vertrouwde omgeving die hij altijd was geweest. Even nog ging Anne in haar stoel zitten totdat ze het niet meer uithield en ze opsprong.
"Ik ga kijken of Ruyters er is", sprak ze bij zichzelf. De zon was niet merkbaar gedaald toen Anne-Christine het Slot verliet op weg naar het huisje van de Rentmeester. Ruyters kwam net naar buiten met een gieter in zijn hand om zijn moestuintje te besproeien.
"Nee maar, u bent terug!", riep hij verbaasd uit. "Alles is toch goed gegaan, hoop ik?"
"Ja hoor", antwoordde ze, "maar ik wilde vragen of je zin had om een eindje met me te wandelen. De zon gaat nu zo mooi onder".
"Maar natuurlijk", zei de oude Rentmeester en hij zette zijn gieter neer. "Dat is een hele eer".
Hij bood haar zijn arm aan en zo liepen ze ‚‚n van de zanderige weggetjes op, waar Anne-Christine vroeger eindeloos had gespeeld.
"Er is toch niets misgegaan op uw laatste reis?" vroeg hij nogmaals bezorgd.
"Nee hoor, maar ik kan je lang niet alles vertellen, daarvoor is het allemaal veel te ingewikkeld", was haar antwoord.
"Ik ben al oud en als u het al niet meer kunt begrijpen, dan hoef ik er helemaal niet meer aan te beginnen", verzuchtte Ruyters. "Ik hoop alleen dat u gelukkig bent".
Ze gaf niet onmiddellijk antwoord.
"Ik denk het wel", zei ze tenslotte.