Er werd aan de zijdeur gebeld en Anne-Christine ging naar
deze dienstingang om open te doen. Aan de deur trof zij niemand,
maar er lag wel een brief op de grond. Het was een indrukwekkende
enveloppe met veel stempels en zelfs voorzien van een rood
lakzegel.
"De Grootvorst van Transsyldavi‰", stond er op de achterzijde
vermeld.
Ze liep ermee naar het hoofdvertrek en maakte hem open. Het
kostte haar moeite om het krullerige handschrift van de Gezant
van de Grootvorst te kunnen lezen.
"Het zou de Grootvorst in niet geringe mate behagen om de
vrouw te ontmoeten die het Moskovisch Servies na zoveel tijd in
Transsyldavi‰ heeft gebracht", stond er geschreven. Verder
bevatte de brief veel bijzonderheden over de reis naar
Transsyldavi‰ heen en terug, over het diner dat er zou worden
gegeven en ook over het schilderij dat van haar gemaakt zou
worden ter herinnering aan haar bijdrage aan het verwerven van
het Servies.
Morgen zou er al een rijtuig voorrijden waarmee zij de tien
dagen lange reis naar Transsyldavi‰ zou afleggen.
"Hij laat er geen gras over groeien", dacht Anne-Christine en
meteen begon zij zich in te stellen op de komende reis, want ze
was vast van plan om deze gelegenheid niet ongebruikt voorbij te
laten gaan.
"Goed dat ik nog geen personeel heb. Dat is al weer een zorg
minder", dacht ze.
Het Kasteel was door haar inspanningen nu redelijk op orde en
al haar kleren waren schoon gewassen en gestreken. Meteen dacht
ze na welke ze onderweg nodig zou hebben. In het land van haar
bestemming zou zij gepaste kleding krijgen, zo was haar in de
brief beloofd.
"Gelukkig maar, want ik heb een hekel aan veel bagage", kwam
het in haar op, terwijl zij haar geest koortsachtig liet werken
om haar aanstaande vertrek voor te bereiden.
De volgende ochtend reed er op het aangegeven uur een goed
geveerde koets de oprijlaan van het Kasteel van den Weezebeecke
op. Er zaten twee koetsiers op de bok, waarvan er ‚‚n afstapte om
aan te bellen. Anne-Christine kwam naar buiten en deed de deur
achter zich op slot en stopte de sleutel tussen haar kleren in
haar mand. Die zou ze de eerste weken toch niet meer nodig
hebben. De koetsier wilde haar mand achterin de koets tussen de
andere bagage zetten, maar hiertegen had Anne-Christine bezwaar.
"Ik houd dit wel bij me. Hij kan gemakkelijk op de bank in
het rijtuig zelf", zei ze en de koetsier knikte beleefd, maar zei
niets terug.
"Hij is stom of hij spreekt alleen Transsyldavisch", meende
ze. Veel tijd om na te denken had ze echter niet want de koets
zette zich met een schok in beweging en Anne-Christine kon het
niet nalaten om achterom te kijken.
Zo bleef ze zitten totdat ze van haar slot niet meer kon zien
dan de paar toppen van de hoogste bomen van de oprijlaan. Toen
stelde ze zich in op de lange reis die haar te wachten stond.
Na een paar uur al werd er bij een herberg gestopt om de
paarden te verversen en om zelf ook wat te eten en te drinken en
dit alles herhaalde zich die dag nog een paar keer. Bij deze
gelegenheden merkte Anne-Christine dat beide koetsiers geen
enkele taal beheersten, behalve hun moedertaal. Ofschoon zij wel
tegen elkaar spraken en zelfs liederen ten gehore brachten
tijdens de lange rechte stukken waarop weinig te beleven viel,
deden zij in de herbergen alles met behulp van gebaren.
Op zo'n manier kreeg ze met de koetsiers weinig kontakt, maar
dat vond ze niet erg. Ze luisterde naar hun tweestemmige gezang,
waarin ze al wat woorden en sfeer begon te herkennen. Ook in de
gesprekken kon ze na verloop van tijd een aantal woorden
ontdekken, zoals 'links' en 'rechts', 'herberg' en 'stoppen'. Ze
herhaalde de woorden voor zichzelf en genoot intussen van het
steeds wisselende landschap. Die dag hadden ze voornamelijk langs
een grote rivier gereden.
"Daar in de verte is het heuveliger dan thuis", kon ze al
zien.
Aan het einde van de dag verlieten zij het dal dan ook en
slingerden ze uren lang tegen een berg op. Toen zij in de late
schemering op het hoogste punt aankwamen, stopte de koets.
"Zo'n uitzicht heb ik nog nooit gehad!" wist Anne-Christine.
Ver beneden haar lagen kleine dorpjes, waarvan ze de vuren zag
branden. Gefascineerd door het schouwspel, merkte ze niet dat de
koetsiers al aan het uitladen waren. Pas toen de deur van het
rijtuig voor haar werd geopend, zag ze dat ze vlak voor een
herberg stonden die in een vreemde taal 'de Waterscheiding'
scheen te heten. Ze kon het opmaken uit de schildering die op het
bord voor de ingang was aangebracht.
De Waterscheiding bleek een goede herberg, zoals ze er de
komende dagen gelukkig meer zouden vinden. Pas tegen het einde
van de reis werd het landschap armer en de herbergen slechter. De
mensen waren er niet minder vriendelijk om. Ze groetten de beide
koetsiers, die zich steeds beter verstaanbaar leken te kunnen
maken.
Anne-Christine begon te vermoeden dat ze bij de waard of de
waardin hun best deden om de mooiste kamer los te praten. Er werd
om hun woorden kracht bij te zetten meer dan eens met een
geldbuidel gerammeld, waarna het gezicht van de herbergier veelal
een andere uitdrukking kreeg.
Al met al had Anne-Christine het tijdens de reis van nu al
tien dagen niet slecht gehad. "Tien dagen, dan moeten we er bijna
zijn", dacht ze die laatste dag meer dan eens en ze probeerde te
ontdekken of ze al in Transsyldavi‰ waren. Ze waren al ontelbaar
veel grenzen gepasseerd, maar daarvan was ze niets wijzer
geworden omdat haar nooit iets werd gevraagd als de koetsiers de
vrijgeleide van de Grootvorst lieten zien.
Het werd nu al donker en de koetsiers leken niet van ophouden
te weten. Bij het maanlicht kon Anne-Christine alleen maar een
glimp van haar omgeving opvangen. Het landschap dat erg woest was
geweest, werd stilaan wat lieflijker en dit maakte dat Anne was
gaan hopen dat ze nu in de buurt van het paleis waren gekomen.
Hiervan had ze zich gedurende de hele reis al een voorstelling
proberen te maken. Ze was op een ruim slot uitgekomen:
"Groter dan Weezebeecke, maar wel ongeveer hetzelfde, dus een
oprijlaan met bomen in een vlak land. En het paleis zelf heeft
echte torens met heel veel kamers erin. Niet zoals mijn
torentjes, waar nog niet eens een bed in past!" moest ze
stilletjes lachen.
Hierin werd ze niet bedrogen, want toen de koets een scherpe
bocht naar links maakte, reden ze een oprijlaan op die door
coniferen was omzoomd. Toen ze haar hoofd uit het raampje stak,
werd haar ondanks de schemering in grote lijnen duidelijk hoe het
kasteel eruit zag.
Het was een strak vierkant gebouw zonder al te veel
versieringen, maar met een ronde toren op iedere hoek. Voor alle
ramen zaten luiken. Van sommige verlichte ramen waarvan de luiken
openstonden kon zij spijltjes zien.
Het was de Gezant die haar opwachtte voor de ingang. Hij
sprak enkele vriendelijke woorden, maar Anne-Christine was te moe
om ze tot zich door te laten dringen. Eenmaal binnen kon zij haar
ogen niet geloven.
"Zoveel kaarsen als hier op een avond branden, verbruik ik
nog niet in een heel jaar! Alles glimt: de vloer, de wanden, de
grote trap en zelfs de mensen die er rondlopen!", ging het door
haar hoofd.
"U bent zeker moe van de reis. Wilt u wat drinken?" vroeg de
Gezant en Anne kon hier alleen maar 'ja' op zeggen.
"Het is al laat, we hadden u wat eerder verwacht, maar u
krijgt een rustige kamer, zodat u goed kunt slapen", zei de
Gezant zorgzaam.
"Ik hoopte al op een kamer in ‚‚n van de torens" moest ze
bekennen.
"Dat komt dan goed uit", zei de Gezant, "in Transsyldavi‰
bewaren we alles van waarde in een toren. U slaapt in dezelfde
toren als het Moskovisch Servies, dat leek ons wel gepast. Hoe
hoger, hoe waardevoller en we hebben u de hoogste kamer gegeven
die er in het kasteel te vinden is. Zelfs het Servies staat nog
een verdieping of wat lager".
"Wat een eer", kon Anne-Christine nog net uitbrengen.
"U krijgt een eigen bediende, dat is Alexej die zo dadelijk
uw drank zal brengen. Alles wat u nodig heeft kunt u aan hem
vragen. Ik zal mij nu verwijderen en de Grootvorst melden dat u
gezond en wel bent aangekomen".
De Gezant knikte beleefd voor hij zich omdraaide en wegliep.
"U zult vandaag de Grootvorst ontmoeten", zei Alexej toen hij
Anne-Christine de volgende ochtend een uitgebreid ontbijt op haar
kamer serveerde.
"Dat is heel plezierig", geeuwde ze, want ze was nog niet
helemaal wakker.
"Maar allereerst zult u kennismaken met de schilder die u zal
vereeuwigen in de schatkamer, naast het Moskovisch Servies. U
moest eens weten hoe blij we hier in Transsyldavi‰ zijn dat de
lange zoektocht van de Grootvorsten niet voor niets is geweest!"
"Ik ben ook blij voor Transsyldavi‰ en vooral vanwege de
ruime beloning die ik van de Grootvorst gekregen heb", zei Anne
die in haar nachthemd uit bed sprong om zich aan te kleden.
"Niet die jurk!", riep Alexej toen Anne Christine haar eigen
kleren uitzocht. "U krijgt vandaag de kleding van een
dienstmeisje, speciaal voor het schilderij".
"Ook goed", zei Anne en ze bekeek waaruit haar ontbijt
allemaal bestond. "Ga die dan maar halen, dan eet ik intussen
wat".
"Tot genoegen, Vrouwe Anne-Christine", zei Alexej, terwijl
hij een buiging maakte en verdween. Niet lang erna was hij terug
met de kleren over zijn arm. Ze zat nog te eten.
"Laat ze eens zien, Alexej", vroeg ze. Alexej hield de
stukken ‚‚n voor ‚‚n met gestrekte armen voor zich uit. "Ze zijn
eigenlijk te mooi, maar het lijkt er wel een beetje op", vond
Anne-Christine, "vooral die sluiting aan de achterkant is voor
dienstmeisjes niet erg handig, wil je me daarbij helpen?"
"Tot genoegen, Vrouwe", zei Alexej.
"Heb je al eerder vrouwelijke gasten verzorgd, Alexej?" wilde
Anne-Christine weten.
"Alleen de echtgenote van de Consul van Herzegowina. Maar die
is minstens drie keer zo oud als u bent", vulde hij zichzelf aan.
"Wat maakt het uit dat ik jong ben? Ik neem tenminste aan dat
je geen amoureuze plannen met me hebt? Dat kan jij je niet
permitteren, denk ik", zei Anne-Christine terwijl ze de jonge
bediende van top tot teen bekeek.
"Wat gebeurt er eigenlijk met je als ik tegen de Grootvorst
zeg dat je wat met mij van plan bent?"
"Hij...hij zou me op de binnenplaats laten onthoofden, denk
ik, of erger nog", stamelde de bediende ontzet.
"Je moet dus goeie vriendjes met me blijven", concludeerde
een vriendelijk lachende Anne-Christine die langzaam haar
nachthemd begon open te knopen. Alexej wist stilaan niet meer
waar hij moest kijken. Beurtelings keek hij naar Anne-Christine
en dan weer door ‚‚n van de vensters naar buiten totdat ze zich
helemaal had uitgekleed. Hij zag dat ze naar haar bed liep en
zich zonder om te kijken ruggelings in het dons liet vallen.
"Kniel eens voor me, Alexej", zei ze, waarop Alexej
onmiddelijk door zijn knieen zakte. "Niet zover bij me vandaan,
klungel, zo kan je me toch nooit aanraken!" riep ze hem toe, "en
ik heb nog wel zo'n trek."
Ze spreidde langzaam haar benen en keek hierbij naar zijn
gezicht, dat ongeloof uitstraalde. "Begin me maar te likken,
Alexej. Intussen zal ik je een verhaaltje vertellen".
De bediende antwoordde al niet meer. Hij kroop tussen haar
benen om het werk te beginnen dat hem opgedragen was.
"Beste Alexej", zei Anne-Christine alsof ze op haar rug
liggend een gedicht voorlas, "je bent nog jong, net als ik. We
hebben nog een heel leven voor ons. Ik heb de laatste weken veel
bereikt en niet altijd op een nette manier. Nette mensen blijven
arm, daar ben ik nu wel achter en daarom ga ik door met mijn
plannetjes. Ik kan jou ook rijk maken als je deze paar dagen dat
ik hier ben precies doet wat ik zeg. Het enige dat ik je vraag is
om je ogen niet te veel de kost te geven. Verder hoef je niets te
doen. Je moet gewoon niet al te nieuwsgierig zijn en vooral veel
vergeten. Voor de Grootvorst hoef je niet bang te zijn. Hij zal
nooit iets te weten komen. Morgen voor ik vertrek zal ik onder
mijn kussen een kleine buidel achter laten voor je bewezen
diensten... Zeg eens, Alexej, is de Grootvorst een knappe man?"
Alexej tilde zijn hoofd op en keek naar Anne-Christine.
"Hij is de lelijkste man op de wereld en een bullebak. Ik
moet u voor hem waarschuwen. Hij heeft u laten komen voor zijn
pleziertjes".
"Daar had ik al op gerekend, ik ken de mannen langzamerhand
wel, maar toch bedankt Alexej. Wil je nog even doorgaan?"
"Ik moet nu ophouden, Vrouwe Anne-Christine. De schilder zal
op u wachten", zei Alexej na een voor Anne-Christine niet te
schatten tijd.
"Goed dat je ook daar nog aan denkt, Alexej, ik zou het glad
vergeten zijn", zei ze, terwijl ze rechtop veerde.
"Help me even aankleden, zoals je hebt beloofd" vroeg ze en
ze knipperde met haar ogen in de opkomende zon.
Alexej hielp haar niet alleen in haar kleren, maar kamde ook
haar haar en stak het op, voordat zij zelf het kanten mutsje
opzette. Hij ging haar voor door de deur en op de trap naar
beneden. Onderaan stond een onbekende kleine kale man, die de
nodige bagage bij zich had, op haar te wachten.
"Dit is kunstschilder Borislov, de beste schilder van ons
land", zei Alexej en Anne-Christine stak haar hand uit. Borislov
maakte een kniebuiginkje en gaf een handkus zonder de hand aan te
raken.
"Ik ben zeer vereerd de grootste heldin van Transsyldavi‰ te
mogen afbeelden", sprak het ronde, kale mannetje en Anne had
moeite om haar lachen in te houden bij deze woorden.
"Het genoegen is geheel aan mijn kant, mijnheer Borislov",
antwoordde ze hem beleefd.
"Staat u mij toe dat ik u deze trap voorga naar de
schatkamer?" vroeg de schilder.
"Zeker, mijnheer", zei Anne-Christine die hoopte het Servies
snel nog eens te zien.
De schilder liep, voorzien van zijn omvangrijke bagage,
langzaam schommelend de trap af, die eindigde bij een zware
eikenhouten deur die door twee schildwachten werd bewaakt. Beiden
sprongen in de houding toen Borislov de laatste treden had
bereikt. Hierna opende ‚‚n van hen de deur met een grote sleutel.
"Ik zal het eerst naar binnengaan, want binnen is er geen
licht. De kroonluchter wordt alleen aangestoken als er bezoekers
in de schatkamer zijn, en die zijn er niet vaak", zei de
schildwacht en hij liep met een kandelaar in de hand naar binnen.
Van een afstandje zag Anne-Christine hoe het in de ruimte steeds
helderder werd naarmate er meer kaarsen werden aangestoken.
"U kunt binnentreden", verklaarde de schildwacht toen hij met
zijn werk klaar was.
"Ik doe de deur achter u op slot, dat is nu eenmaal
voorschrift".
"Dat begrijp ik", zei Borislov en hij pakte de zware valiezen
die hij zolang had neergezet weer op. Anne-Christine liep langs
hem als eerste naar binnen. Ze moest haar ogen aan het kaarslicht
laten wennen, want niet alleen brandden er veel kaarsen, hun
licht werd ook nog eens duizendvoudig weerkaatst door alle gouden
en zilveren voorwerpen, die soms schots en scheef stonden
opgetast.
Op een tafeltje, maar verder zonder veel aandacht weggezet,
zag zij het Moskovisch Servies naast een stapel perzische
tapijten. Anne-Christine liep er meteen naar toe en pakte de
Karaf uit het midden vandaan. Ze drukte hem tegen haar lippen en
zette hem weer neer op het moment dat de deur op slot werd
gedraaid.
"Nu we alleen zijn, heb ik u een voorstel te doen", zei
Borislov en hij keek vol verwachting maar onzeker naar
Anne-Christine.
"Wat zijn dat voor voorstellen, waarvoor u met mij alleen
moet zijn?" vroeg ze langzaam.
"U mag me niet verkeerd begrijpen. Ik neem u in vertrouwen
omdat u de schoonheid en waarde van het Moskovisch Servies als
geen ander kent. U heeft de Grootvorst nog niet ontmoet, maar u
zult weldra moeten toegeven dat het eeuwig zonde zou zijn als
zo'n barbaar de bezitter van dit kunstwerk zou blijven".
"Wilt u uw nek riskeren?" vroeg Anne-Christine recht op de
man af.
"Welzeker wil ik dat, als het in dienst van de kunst is. Ik
zal u meteen mijn plan uitleggen. Ziet u, in dit valies zit een
dubbele bodem, waarin zich op dit moment een kopie van het
Servies bevindt. Als het schilderij af is, zal ik beide Serviezen
omwisselen. U zult dit zien en ik vraag u om mij hierbij niet te
verraden".
"Het kan ook mijn hoofd kosten, als het uitkomt", zei Anne
die het er helemaal niet mee eens kon zijn. "Ik ben bepaald geen
voorstander van dit soort onbezonnen daden."
"Het heeft een zeker risico in zich, dat ben ik met u eens,
maar ik doe een beroep op u in de naam van de kunst".
"U kent mij pas een paar minuten, mijnheer Borislov. Ik prijs
uw dapperheid dat u mij in vertrouwen neemt bij uw doldrieste
plan, maar de naam van de kunst zegt mij niets als ik er zelf
niet beter van word. U kunt het beter uit uw hoofd zetten en u
beperken tot het werk waarvoor we hier gekomen zijn".
"Maar...dat is onmogelijk....zo'n kans krijg ik nooit meer",
stamelde de schilder ontzet. "Dit kunstwerk gaat hier weg, hoe
dan ook!"
"Op mijn medewerking hoeft u in het geheel niet te rekenen",
zei Anne-Christine die genoeg kreeg van de discussie. "Zet uw
spullen maar neer, dan kunnen we beginnen".
Borislov begon verward met het uitpakken van zijn valiezen
vol schildersbenodigdheden.
Het poseren duurde vele uren en het geluid van de sleutel die
werd omgedraaid kwam voor Anne-Christiine dan ook als een welkome
verrassing.
"De Grootvorst van Transsyldavi‰!" riep de schildwacht en er
trad een man het vertrek binnen. Door zijn rijke kleding was zijn
figuur niet goed op te maken, maar zijn groffe gezicht was
duidelijk te zien.
Hij liep meteen naar het schilderij dat Borislov in grote
lijnen had opgezet. "Het gaat niet erg snel!" zei de Grootvorst,
"krijg je het vanavond wel af?"
"Aan uw wens zal ik voldoen, Majesteit", zei Borislov
neutraal.
"Ah, schone Jonkvrouwe, ik kom u halen om met mij de rest van
de middag en het diner door te brengen", vervolgde de vorst.
"Wat een geweldige eer, Majesteit", zei Anne-Christine, die
een bescheiden buiginkje maakte, waarbij ze met beide handen haar
jurk uitspreidde.
"We gaan. Borislov leg je kwasten neer en kom vannavond om 8
uur maar weer terug."
Met grote stappen beende de Grootvorst naar de uitgang en
beide anderen volgden hem op de voet. Zonder te stoppen liep de
Grootvorst de trap op en een groot aantal gangen door.
Anne-Christine had moeite om zijn tempo bij te houden en de
schilder bleef al snel achter. Hij was voorlopig toch niet meer
nodig.
"Entrez, Madame", zei de Grootvorst toen hij plotseling bij
een rijk bewerkte deur stopte en deze voor haar open deed.
Anne-Christine ging naar binnen en zag in ‚‚n oogopslag wat voor
soort kamer dit was. Meubels stonden er niet. De gehele vloer was
daarentegen bedekt met kussens en tapijten.
"Er is nog niemand, maar daar komt zo verandering in. Ga maar
zitten".
Anne nam op ‚‚n van de kussens plaats en de Grootvorst kwam
dicht naast haar zitten. Hij klapte in zijn handen en hierop
kwamen uit twee verschillende deuren muzikanten voorzien van
snaar- en blaasinstrumenten, die Anne-Christine nog nooit had
gezien. Ze vormden een cirkel rond de Grootvorst en begonnen te
spelen.
"De dansers en danseressen", riep de Grootvorst, "waar
blijven ze nou?"
Hierop kwamen door dezelfde deuren een tiental geklede en
ongeklede dansers en danseressen. Ze stapten in de kring en
begonnen op de langzame muziek te bewegen. De Grootvorst trok
Anne-Christine dicht tegen zich aan en zij legde haar hoofd op
zijn schouder.
"Laat Tanya hier komen", riep de Grootvorst en een van de
danseressen kwam naar de hem en Anne toe.
"Hoe vind je haar?" vroeg hij aan Anne-Christine.
"Ze is werkelijk heel mooi, Heer", zei ze van het naakte
danseresje. De Grootvorst begon hierop zijn broek open te knopen
en Tanya wist wat haar te wachten stond. Toen hij zich achterover
liet vallen, waarbij hij Anne meetrok, liet Tanya zich op hem
zakken en begon hem daarna als een paard te berijden.
"Dat mag jij vanavond ook doen", zei de Grootvorst die
Anne-Christine's gezicht dicht bij het zijne hield. Zijn adem
rook naar drank en verrotting en hij lachte met een half
tandeloze grijns, wel wetende dat ze hem weinig kon weigeren.
Toen hij zijn tong naar haar uitstak kon ze dan ook niets anders
doen dan deze in haar mond toe te laten.
Zo lagen ze enige tijd in elkaars armen, terwijl Tanya hem
onvermoeibaar liet genieten.
"Heb je het naar je zin?" vroeg de Grootvorst na een tijdje.
"Wel zeker, Heer, maar ik heb zorgen die ik u wil vertellen.
Men beraamt namelijk een complot om uw Servies te stelen", zei
Anne snel.
De vorst schrok.
"Is dat werkelijk?" vroeg hij toen hij zich realiseerde wat
ze had gezegd, "ik ben er niet de man naar om voor de gek
gehouden te worden".
"Als u de beide valiezen van Borislov uit de schatkamer laat
halen, zal ik u aantonen dat ik gelijk heb", zei Anne-Christine
die zich uit zijn armen losmaakte.
"Goed! Andrey en Philic, ga naar de schatkamer en laat er de
valiezen van de schilder onderzoeken", zei hij tegen twee van de
dansers. "Ik ben benieuwd of je de waarheid spreekt, want anders
krijg je het nog zwaar te verduren, jonge dame", zei de vorst die
Tanya nu stevig tegen zich aantrok.
Zonder zich om Anne nog erg veel te bekommeren misbruikte hij
de danseres, die veel plezier leek te hebben bij zijn ruwe
spelletjes die hij met haar speelde. Hij gooide haar van zich af,
toen een soldaat van de wacht verscheen, met in zijn hand ‚‚n van
de valiezen en in zijn andere hand een stuk van een Moskovisch
Servies.
"Ik geloof dat je toch gelijk hebt", zei de Grootvorst, "hier
deugt iets niet".
"Er zit een dubbele bodem in met hierin een kopie van het
Servies, Majesteit", zei de soldaat.
"Ik weet genoeg" zei de vorst kwaad. "Breng de spullen terug
zoals je ze gevonden hebt. Vanavond zal ik dat schildertje eens
laten zien wat een Transsyldavisch vorst vermag!"
"Ik zal vanavond ook in de schatkamer zijn, maar zeg het
tegen niemand", fluisterde hij nog in Anne's oor, voordat hij
opgewonden wegbeende.
Anne had nu het rijk alleen en liet de muziek die al een
tijdje gestopt was verder gaan. "Andrey, kleed je uit en kom bij
me liggen", zei ze tot de jonge en lenige danser, "en jij ook
Philic. Verder moeten jullie met elkaar de liefde gaan
bedrijven", zei ze triomfantelijk tot de overige dansers.
De twee jongens begonnen zich gehoorzaam van hun schaarse
kleding te ontdoen en strekten zich naast haar uit en
Anne-Christine begon langzaam over hun lichamen te strelen,
terwijl ze genoot van de dansers en danseressen, die zich voor
haar ogen in een diepe roes aan elkaar moesten overgeven. De
muzikanten speelden onophoudelijk en zo vergleed de tijd.
"De Grootvorst verwacht u bij het diner", zei Alexej, die
Anne-Christine in een innige omarming aantrof.
"Het is goed", zei ze, "ik kom al". Ze maakte zich los en
schikte haar jurk, schort en mutsje, totdat ze er weer een beetje
toonbaar uitzag.
"Voor het diner heeft de Grootvorst voor u een japon, bezet
met edelstenen klaar laten leggen", zei de bediende.
"Je mag me weer helpen bij het aankleden", antwoordde
Anne-Christine die zich met Alexej naar haar torenkamer begaf.
"Kan je ook voor een slaapdrankje en een touw zorgen, Alexej?"
vroeg ze toen ze beiden in haar kamer waren aangekomen.
"Slaapt u slecht?" vroeg hij bezorgd.
"Je moet niet te veel vragen, heb ik je vanochtend nog
gezegd. Kan je het of kan je het niet?"
"Jazeker, daar wil ik wel voor zorgen".
"Haal het dan nu maar. Ik kleed mezelf wel aan", zei ze toen
ze de japon in het oog kreeg. Ze had wat problemen om haar zwarte
dienstjurkje uit te krijgen en het duurde enige tijd, voordat ze
zich in de kostbare kleding liet glijden.
"Het is van voren wel erg diep uitgesneden", dacht ze. "Ik
hoop dat het nog net gaat". Ze keek in de spiegel en zag hoe haar
figuur in de strak getailleerde japon uitkwam. Ze was tevreden en
deed het bijbehorende zware collier om.
Alexej verscheen met een flesje en het touw in zijn hand.
"Doe het middel maar in mijn reukwaterflesje, dan kan ik het
bij me dragen", zei ze terwijl ze in de spiegel naar hem keek.
Toen hij dit had gedaan, zei ze:
"En nu moet je even uit de kamer gaan, want het is beter dat
je niet ziet wat ik nu ga doen. Niemand heeft je met deze spullen
zien lopen, hoop ik?"
"Daar heb ik voor gezorgd", zei Alexej die zich omdraaide en
naar buiten stapte. Hier hoefde hij maar eventjes te wachten
totdat Anne-Christine verscheen. Samen gingen zij naar het diner
voor twee dat de Grootvorst voor haar had bedacht.
De vorst zat al aan tafel en was al begonnen te eten voordat
Anne binnenkwam.
"Je ziet er mooi uit, ik kan bijna niet wachten. Maar eerst
eten! Er is al van alles opgediend."
Hij tilde enkele deksels op en op de schalen eronder lag het
wildbraad uitgestald. De Grootvorst pakte een gebraden fazant en
begon er luidruchtig aan te kluiven, terwijl zijn elleboog in een
bord soep steunde. De gaste gaf de voorkeur aan een paar krokante
hapjes vooraf, waarbij ze er moeite voor deed om zo veel mogelijk
kruimels te morsen. Van de witte wijn liet ze minstens de helft
naast haar mond naar beneden stromen.
"Lekker hŠ?" vroeg de vorst die dit alles met genoegen
aanzag.
"Zonder saus lust ik het niet", zei Anne-Christine die met
haar rechterhand een grabbel in de sausterrine deed. Het lekte
over de tafel en op haar kostbare japon voordat zij de resten van
haar hand kon likken. Ze sloeg haar hand af en keek onder drie
deksels voordat zij een kip, druipend in het vet, uitkoos.
"Die is goed", zei de vorst die zich zichtbaar op zijn gemak
voelde.
Anne zette haar tanden erin en trok er een stuk vlees af, dat
zij langzaam naar binnen werkte, terwijl zij naar haar
overbuurman keek. Deze stopte zijn mond vol met truffels die er
grotendeels weer uitkwamen bij het kauwen.
"Wat gaat u vannacht allemaal met mij doen?" vroeg
Anne-Christine met volle mond.
"Dat zie ik nog wel", bromde de vorst, "als je nu nog maagd
bent, dan ben je het morgen in ieder geval niet meer".
"Mijn lichaam is van u zolang ik hier ben", zei ze.
"Oh, is dat zo?", barstte de vorst in lachen uit, terwijl de
wijn uit zijn mond spetterde. "Dan wil ik dat je nu de pat‚ door
je haren smeert!"
Zonder te wachten pakte Anne-Christine met beide handen de
schotel om die omgekeerd op haar hoofd te laten belanden. Ze
proestten het beiden uit.
"Je bent een vrouw naar mijn hart", zei de Grootvorst. "Ik
zal je missen als je morgen vroeg weer afreist".
"Ik heb het hier ook erg naar mijn goesting", zei Anne die
een fles wijn aan de mond zette en er een paar flinke teugen uit
nam.
"Misschien dat ik je nog wel eens tot mijn vrouw maak", zei
de vorst en keek even naar de wijn die van haar kin af in haar
japon stroomde.
"Maar je moet in bad, voordat die schilder zijn laatste werk
mag afmaken", zei hij, heel wat happen later.
"Dat was ik ook zeker van plan", zei Anne-Christine, die
opstond en na een vriendelijke blik naar haar toren verdween,
waar ze voor de deur Alexej aantrof.
"Ik moet in bad", zei ze tegen hem en hij antwoordde dat hij
haar de weg zou wijzen.
In de badkamer gekomen stond Anne-Christine erop dat hij
aanwezig zou blijven.
"Oh, Alexej", zei ze, "je weet niet half hoe ik hiervan
geniet. Zoveel mannen en ze doen allemaal wat je zegt. Alleen
daarom zou ik al Grootvorstin willen worden".
Terwijl Anne zich uit haar plakkerige japon werkte, liet
Alexej het bad vollopen.
"En om het Servies natuurlijk", ging ze verder, "ik wil het
weer bij me hebben en daarvoor wil ik heel ver gaan, maar ik wil
niet dat hij met zijn vieze handen aan mijn lijf komt. Dat is me
vanmiddag heel slecht bevallen. Ik vind dat zelfs zo'n
verschrikking dat ik die arme Borislov heb verraden om uit zijn
omarming los te raken."
"U vindt wel wat", zei de bediende zelfverzekerd. "U heeft
vast al wat maatregelen genomen".
"Je bent niet dom, Alexej, en je hebt me goed geholpen.
Vergeet niet om morgen je geldbuidel op te halen op het moment
dat de koets uit het zicht is, niet eerder."
Anne liet zich behaaglijk in het warme water glijden.
Toen Anne-Christine en Borislov elkaar om acht uur voor de
ingang van de schatkamer troffen, wist zij dat de Grootvorst al
enige tijd aanwezig moest zijn.
Nietsvermoedend stapte Borislov binnen en schilder en model
begonnen aan hun werk. Pas laat in de avond was het kunstwerk,
hoewel nog nat, volledig voltooid.
"Nu is het moment gekomen om beide Serviezen te verwisselen
en ik mag alleen bidden dat u mij niet zult verraden", zei de
nerveuze schilder.
"Dat is al gebeurd, mijn beste Borislov", zei de Grootvorst
die achter een grote kist te voorschijn stapte.
Borislov trok lijkbleek weg.
"Klop zelf maar op de deur om eruit te mogen. De wacht weet
wat hem te doen staat", waren zijn laatste woorden tot de
schilder. Hierna kon hij zich tot Anne-Christine richten.
"Zo, die gaat heel wat ellende tegemoet", zei hij met een
brede grijns. "Genoeg hierover, ik wil weer plezier. Wijn is er
genoeg, schenk maar eens een groot glas voor ons in terwijl ik
mij uitkleed".
Anne-Christine pakte twee grote gouden kelken die ze vulde
met haar rug naar de vorst gekeerd.
"Ik mocht u behagen, net als Tanya dat vanmiddag deed", zei
Anne-Christine, terwijl ze hem zijn kelk aanreikte.
"Eerst de wijn en dan de vrouwen, zo hoort dat!" riep de
vorst en hij dronk de wijnkelk in ‚‚n teug leeg. "Drink op mijn
gezondheid en op deze voor jou zo gedenkwaardige nacht", beval
hij haar en ook Anne dronk de wijn achter elkaar op.
"Ik vul nog eens bij als jij je dienstjurkje uittrekt", zei
hij en hij stond op en liep naar de fles. Anne-Christine had
moeite om haar achtersluiting los te krijgen. Het werk vorderde
maar langzaam en de vorst had er genoegen in om naar haar geLa Rodes
te kijken, terwijl hij de wijn inschonk.
Ze was pas halverwege toen hij zich weer met een plof liet
vallen. De wijn liep goeddeels uit zijn kelk.
"De nacht is nog lang en voor een keertje ben ik nu eens niet
ongeduldig", riep de Grootvorst goedgemutst.
Toen het laatste knoopje los was, liet Anne haar zwarte jurk
zakken en toonde haar lichaam voor het eerst aan de vorst. Deze
zat onderuitgezakt en keek lodderig hoe zij haar handen in de nek
legde en zich behaagziek draaide en zich door hem van alle kanten
liet bekijken. Als laatste zag hij hoe zij naar hem toe kwam en
langzaam op hem kroop om haar liefdeswerk voor hem te verrichten.
Op dat moment viel hij in een diepe slaap, waaruit hij zelfs
niet ontwaakte toen Anne niet lang daarna het vastgeroeste luik
van het enige raampje met veel lawaai openkreeg en de frisse
buitenlucht voor het eerst sinds jaren de schatkamer
binnenstroomde.
De volgende ochtend werden zij beiden gewekt doordat de
soldaat van de wacht op de deur bonsde.
"Majesteit, het is tijd om op te staan. Men wacht op u", riep
de soldaat door de deur heen.
De Grootvorst werd het eerst wakker en liet Anne, die hij in
zijn armen had, los. Snel schoot hij zijn kleren aan bij het
licht van de sputterende kaarsen die het een nacht lang hadden
uitgehouden. Anne-Christine had meer moeite om haar ogen open te
krijgen.
"Vooruit, ik heb haast. Ik ben al helemaal aangekleed en kan
op jou niet wachten. Boven liggen je eigen kleren".
Anne-Christine stond traag op en sukkelde achter de vorst
naar de deur die na een korte klop van de Grootvorst meteen werd
geopend. Buiten gekomen, wenste hij haar nog snel een goede reis
voordat hij met onbekende bestemming verdween.
Nog altijd enigszins slaperig belandde ze voor haar
kamerdeur, waar Alexej trouw de wacht hield.
"Eerst ga ik naar binnen, Alexej. Jij mag over een paar
ogenblikken komen, als ik het zeg", zei ze tegen hem.
Niet lang erna riep Anne-Christine hem binnen. Alexej keek
vol ontzag naar de jonge vrouw die daar nog steeds ongekleed voor
hem stond.
"Hier heb je je touw. Je moet het zo dadelijk gebruiken", zei
ze terwijl ze het opgerolde touw aan hem overhandigde. De
verbaasde Alexej pakte het aan.
"Hoe laat vertrekt mijn koets?" vroeg ze.
"Over ongeveer een uur, Vrouwe Anne-Christine", zei de
bediende.
"Tijd genoeg dus. Dan wil ik dat je me twintig slagen met dat
touw geeft. Dat is niets vergeleken bij wat die arme Borislov zal
krijgen. Spaar me niet Alexej, want ik ben dit keer hier en daar
wel wat te ver gegaan".
Alexej nam zijn mes en sneed een tweetal stukken af. Hiermee
liet Anne-Christine zich gewillig met haar polsen aan de spijlen
van haar bed binden om haar zelfgekozen straf in ontvangst te
nemen.
Met moeite wist Anne-Christine van den Weezebeecke zich
daarna aan te kleden. Haar kleren deden haar pijn en alleen met
een kaarsrechte rug kon zij zich naar de gereedstaande koets
begeven. Toen Alexej haar hierin had geholpen zette hij haar
mandje naast haar neer.
"Bedankt voor alles, Alexej", zei Anne-Christine en op dat
moment spoorde de koetsier zijn paarden aan, waardoor ze niet
zeker wist of hij haar wel had gehoord.
Toen zij op een paar uur gaans van het paleis waren, durfde
ze pas voor het eerst haar mandje open te maken om zich ervan te
verzekeren dat het Moskovische Servies er echt wel inzat in
plaats van de kopie van Borislov.
"Dom, heel dom om mij een kamer met een raam te geven boven
het raam van de schatkamer en een geluk dat niemand het mandje
daar heeft zien hangen", dacht ze en ze telde het aantal Glazen
wel drie keer, voordat ze het Kristal weer met een gerust hart
durfde op te bergen.
"Toch weer van mij", wist ze, "maar we zijn nog niet in
Weezebeecke!"