Na anderhalve dag reizen en een onrustige nacht in een rumoerige herberg stond Anne-Christine van den Weezebeecke voor de ingang van het Kasteel van den Weezebeecke. Het was al bijna donker en ze zag de kaarslantaarns van de koets, die haar hierheen had gebracht, in de schemering oplossen.
Even bleef ze staan om de sfeer te proeven die ze van kindsaf had gekend en die ze was kwijtgeraakt toen zij het Kasteel had moeten verlaten. Lang echter bleef ze zo niet staan, want toen de wolken voor de maan wegtrokken kon zij de oprijlaan met de dubbele rij kastanjes goed zien en daarop liep ze de laan in. Duizend herinneringen speelden door haar hoofd, totdat zij bij het Kasteel zelf kwam, waar haar aandacht werd getrokken door een aan de voordeur gespijkerde mededeling omtrent de openbare verkoop die binnenkort gehouden zou worden.
Ze had moeite om de mededeling in zich op te nemen. Het was al bijna donker en ze was moe. Het enige dat zij er duidelijk uit kon opmaken was de datum waarop het slot zou worden geveild.
"De 26ste, om negen uur", las ze hardop, "dat is overmorgen. Ik moet haast maken".
Uit haar mandje haalde ze de grote sleutel die ze al die tijd met zich had meegedragen. De deur ging zonder problemen open en Anne-Christine betrad het Kasteel, waar haar beide ouders onder tragische omstandigheden waren overleden.
Ze had geruime tijd nodig om met een oude vuurslag vuur te maken, voor wat warmte en licht. Met een eenvoudige kandelaar liep zij door alle vertrekken en zag dat er veel van de inrichting was verdwenen.
"Vader zal het wel verkocht hebben om zijn speelschulden af te lossen", dacht ze, want ze kreeg niet de indruk dat de leegte door inbrekers was veroorzaakt.
Gelukkig stonden de meubels, waaraan ze het meeste was gehecht, nog op hun oude plaats en in de keuken was het door-de-weekse servies nog aanwezig.
In de werkkamer van haar vader stond zijn stoel nog achter zijn bureau, alsof hij alleen maar even was weggelopen om iets uit een andere kamer te gaan halen. Het bureau lag bedekt met officiele papieren, schuldbekentenissen waarschijnlijk.
"Zou hij hier zijn overleden?" vroeg Anne-Christine zich af, "hier, temidden van zijn schuldpapieren?"
Ze ging op de stoel zitten en pakte het eerste het beste document op en las het bij het kaarslicht aandachtig door. Hierna nam zij een tweede document te hand. Toen zij dit had gelezen, liep zij naar het hoofdvertrek, pakte haar mandje met kleren en deed er nog wat kaarsen bij, die als vanouds in de bovenste lade van het kastje waren te vinden.
Teruggekomen in haar vaders werkkamer sloeg zij een brede halsdoek om de schouders om niet te veel af te koelen en las ''n voor ''n alle paperassen door, onderwijl aantekeningen makend.
Toen het werk klaar was en de laatste kaars op het punt stond om uit zichzelf te doven, spoedde ze zich naar boven, waar ze haar eigen kamer in de oude staat aantrof.
Ze zette het stopje kaars op het nachtkastje, liet zich als een blok op het opgemaakte bed vallen en viel meteen in een diepe slaap.
De volgende ochtend werd Anne-Christine wakker, met haar kleren nog aan. Ze was stijf van de kou, maar ze voelde dat de nachtrust haar toch goed had gedaan. Als eerste nam zij een koud bad en zocht in haar klerenkast naar nieuwe kleren.
"Het lijkt wel of alles er nog is", stelde ze met tevredenheid vast en ze koos een jurk uit die zij vroeger met veel plezier had gedragen. In het beursje aan de brede ceintuur stopte zij een paar daalders.
Hierna ging zij naar buiten om te kijken of ze wat eten kon kopen bij de gepensioneerde Rentmeester Ruyters, van wie ze niet eens wist of hij nog wel op het landgoed woonde.
Een korte wandeling bracht haar bij het kleine huisje, waarvan ze van enige afstand de rokende schoorsteen kon zien, wat haar al een beetje gerust stelde. Ze klopte aan op de zijdeur, zoals ze vroeger ook vaak had gedaan als zij er door haar ouders op uit was gestuurd om een boodschap af te geven of om een jachtbuit op te halen.
Rentmeester Ruyters deed zelf open en kon zijn ogen niet geloven toen hij daar de dochter van zijn oude meester zag staan.
"Juffrouw Anne-Christine, het is niet waar!" was het enige dat hij kon zeggen. Maar toen het tot hem doordrong dat zij het echt was, vroeg hij haar snel om binnen te komen.
"Wat lang geleden, juffrouw, en wat is er veel gebeurd in die tijd!" zei hij, toen hij een stoel vanonder de tafel vandaan schoof.
"Dank je wel, Ruyters", antwoordde Anne-Christine en nam plaats. "Ik heb niet veel tijd, want morgen wordt het Kasteel geveild. Ik kom hier om wat te eten, mijn laatste maaltijd was gisterenochtend in een herberg. Ik heb geld bij me om je te betalen".
"Geen sprake van", zei de oude Rentmeester, "ik ben veel te blij dat ik u weer eens zie. Ik heb brood met koude rollade als het u schikt. Ik kan ook wat soep voor u opwarmen, als u dat liever heeft."
"Alles is op dit moment goed", zei Anne-Christine.
"Ik ben toch zo blij dat ik u nog eens zie", zei Ruyters nogmaals welgemeend. "De verkoop hangt als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd. U weet hoeveel jaren ik hier heb gewoond en oude mensen zijn net oude bomen, die moet je niet meer verplaatsen".
"Ik weet het, Ruyters. Ik ben teruggekomen om te proberen de verkoop ongedaan te maken, maar het zal niet meevallen. Gisteren heb ik alle rekeningen van mijn vader doorgenomen en het beeld dat ik heb gekregen is niet erg rooskleurig".
Ondanks deze voorzichtige woorden van Anne-Christine, kon de oude Rentmeester de terugkeer van zijn hoop niet onderdrukken. "Bedoelt u dat het niet zeker is, of de verkoop doorgaat?" vroeg hij, terwijl hij Anne Christine van brood en rollade voorzag.
"Hoop doet leven", zei Anne Christine die haar vork ter hand nam, "maar om hierin te slagen, moet ik alles weten wat er de laatste tijd is gebeurd".
De Rentmeester knikte begrijpend. "U bent zo volwassen geworden", zei hij, "een echte kasteelvrouwe".
"Dat ben ik ook. Het Kasteel is nog steeds van mij, zeker vandaag nog. Maar laat eens horen wat je weet", zei ze.
"Uw vader was een goed mens", begon hij, "maar het kaartspel heeft een hoge tol van hem ge%ist. Hij speelde voornamelijk met de notabelen van Weezebeecke, de dokter, de burgemeester en de advocaat. De combinatie van drank en spel maakte dat hij kapitalen verloor. Uit de verkoop van de meubels kwam niet genoeg geld om de speelschulden af te lossen en zodoende moet nu het Kasteel zelf worden geveild. Nog zal dan de schuld niet in zijn geheel betaald zijn, zo wordt beweerd. En dat maakt het voor u moeilijk om het slot te kopen op de openbare verkoping morgen. Men zegt dat er maar ''n schuldeiser is. Hij had al de meeste vorderingen en heeft daarnaast de schulden van de overigen overgenomen omdat hij Heer van den Weezebeecke wil worden. Hij zal meer kunnen bieden dan wie ook, want hij betaalt als enige schuldeiser alleen aan zichzelf. Daar wordt hij niet rijker en niet armer van. Verder schijnt nog dat er een gezant van een buitenlandse vorst bij de Notaris is geweest, maar naar wat hij heeft besproken kan ik alleen maar raden. De Notaris zwijgt daarover als het graf, zoals het hoort. Men verwacht bij de verkoop dan ook een lage opkomst. Geen normaal mens kan een Kasteel als Weezebeecke kopen. Hoogstens zullen er wat toeschouwers zijn, maar veel serieuze kopers worden er niet verwacht".
"Heb je enig idee wie die belangrijke schuldeiser is?" vroeg Anne-Christine tussen twee happen door.
"Dat weet alleen de gerechtsdeurwaarder, die morgen de openbare verkoping zal leiden. Het is ongetwijfeld een van de speelvrienden van uw vader, waarvan de dokter het meest bedreven was in het spel", antwoordde Ruyters, "maar wilt u nog wat? Koffie misschien?"
"Graag, Ruyters", zei Anne-Christine. "Het is allemaal niet eenvoudig en ik moet nu kiezen wie van de speelgrage heren ik in vertrouwen zal nemen om het slot te redden. Ik vind niet dat iemand het verdient om een Kasteel te krijgen zonder er voor te werken, alleen maar als een spelletje. Misschien dat ik nu genoeg geld heb om het Kasteel zelf te kopen en misschien is het zelfs genoeg om ook de rest van de schulden van mijn vader te kunnen aflossen, maar dan nog vind ik het onrechtvaardig dat de winnaar zoveel krijgt, terwijl mijn vader aan zijn geldzorgen is overleden. Zoiets doe je je vrienden niet aan. Het waren tenslotte de rekeningen die mijn vader het graf in hebben gejaagd. Dat heb ik vannacht overduidelijk in de papieren kunnen lezen. Maar.... zou je wat voor mij willen doen?"
"Alles wat in mijn vermogen ligt", zei de oude man.
"Wil je voor mij dan een briefje bij de Notaris afgeven? Ik wil hem vandaag nog ontvangen" verklaarde de jonge kasteelvrouwe.
"Als ik daarmee kan bijdragen aan het behoud van het Kasteel, dan is dat een kleine moeite", vond Ruyters terwijl hij Anne-Christine een kopje koffie serveerde.
De rest van de dag bracht Anne-Christine door met het op orde brengen van het slot en het uitzoeken van de chaotische administratie van zowel haar overleden vader als van haar niet lang erna gestorven moeder. Ze had zich voor deze drukke werkzaamheden weer voor een keertje in haar oude werkkleding gestoken.
Ruyters kwam in de loop van de middag melden dat de Notaris 's avonds om 9 uur zou komen.
Anne-Christine bleef doorwerken totdat zij de voordeurbel hoorde gaan. Ze deed de Notaris dan ook open, nog als dienstmeisje gekleed.
"Wilt u in het hoofdvertrek plaatsnemen? De Vrouwe komt zo", moest ze lachen, want ze wist niet of de Notaris haar wel herkende als Anne-Christine.
Toen de Notaris had plaatsgenomen in het hoofdvertrek, ging Anne-Christine snel naar boven om zich als kasteelvrouwe om te kleden. Niet lang erna kon zij de Notaris begroeten, die een kreet van verbazing slaakte.
"U bent van veel markten thuis, juffrouw. Maar waarvoor wilde u mij spreken?" vroeg hij.
"Over twaalf uren wordt het Kasteel geveild en ik wilde van u weten welke consequenties hier voor mij aan vast zitten", antwoordde zij recht op de man af.
"Dat zijn er niet veel", zei de Notaris. "Als het Kasteel aan de hoogste bieder wordt verkocht, wordt met het geld de enige schuldeiser zo goed mogelijk betaald. De koper van het Kasteel mag zich Heer van den Weezebeecke noemen. U mag uw naam 'van den Weezebeecke' ook houden, maar het is voor u dan geen adellijke titel meer, zoals het nu is. Bovendien moet u het Kasteel verlaten en mag u alleen wat kleine persoonlijke bezittingen meenemen".
Deze woorden deden Anne-Christine rillen, maar ze probeerde uiterlijk niets te laten merken.
"Wat zou ik dan nu nog kunnen doen?" vroeg zij aan de Notaris. "Om de verkoop te voorkomen niets, die is al weken geleden door de gerechtsdeurwaarder uitgeschreven en openbaar gemaakt. Bovendien moet u opbieden tegen de enige schuldeiser, die tot bedragen, ver boven de waarde van het slot kan gaan, omdat hij alleen aan zichzelf betaalt. Hij kan het slot kopen voor een prijs die de gehele schuld beslaat, terwijl de andere bieders in redelijkheid niet verder zullen gaan dan de prijs van het slot zelf. Ik ben bang dat het een uitgemaakte zaak is. Daarbij komt dat ik onlangs werd benaderd door de Gezant van de Grootvorst van Transsyldavi%. Hij scheen ook zeer geinteresseerd te zijn in de prijs van het slot en de hoogte van de schulden van uw vader. En als vorsten gaan bieden, dan is er zelfs voor de rijkste man van Weezebeecke geen plaats meer".
"U bent open en eerlijk tegen me, zoals u dit nu allemaal tegen mij zegt, maar kunt u mij misschien de naam geven van de schuldeiser? Misschien dat ik hem vannacht nog kan overreden om van de verkoop af te zien. Nachten zijn daarvoor zeer geschikt, weet u", stelde Anne-Christine.
De Notaris moest even nadenken.
"Schuldbewijzen zijn verhandelbaar en ik weet dat ze de kleine gemeenschap van Weezebeecke niet hebben verlaten, maar mijn beroepscode verhindert mij om u te zeggen wie ze op dit moment in het bezit heeft, als ik het al wist. Het aantal mensen dat ze kan hebben is echter op de vingers van ''n hand te tellen. Ik ken de heren allemaal goed en het lijkt mij dat ik u moet zeggen dat u weinig kans maakt om vannacht nog tot zaken te komen. Ik snap uw bedoelingen misschien wel. U hoopt wellicht om vannacht onder romantische omstandigheden tot een afspraak te komen waarbij u Vrouwe van den Weezebeecke kunt blijven. Ik moet u daarin teleurstellen. De speelvrienden van uw vader zijn over het algemeen oud en uw jeugd zal op hen niet meer die indruk maken die het enige tientallen jaren geleden gedaan zou hebben. Voor kasteelvrouwe zal er weinig plaats voor u zijn, maar als u het wilt, dan kan ik een goed woordje voor u doen en proberen of u misschien na de verkoop in het Kasteel zou mogen blijven wonen, in het uiterste geval als dienstmeisje".
"Dat zou dan tenminste nog iets zijn. Ik zal toch moeten gaan werken, als het hier niet is, dan is het wel ergens anders. Hoe kan ik u daarvoor danken?" vroeg Anne-Christine.
"Dat zal ik u zeggen. Morgen wilde ik bij de verkoop aanwezig zijn en misschien is het mogelijk dat ik de nacht hier in uw bed doorbreng", zei hij zonder omhaal.
Anne-Christine was op deze wending in het gesprek niet geheel en al voorbereid.
"Dit is mijn laatste dag als kasteelvrouwe. Morgen ben ik mijn hoge status kwijt en dan wordt zo'n voorstel gemakkelijker uitvoerbaar. Vindt u het goed als ik de eerste helft van de nacht nog alleen slaap, als Vrouwe van den Weezebeecke? Ik zal u in de kamer van het dienstmeisje te slapen leggen en na middernacht zal ik u dan opzoeken. Een kasteelvrouwe kan zich zulke dingen nu eenmaal minder permitteren dan een eenvoudig dienstertje".
De Notaris vond het een prima idee: "Ook als eenvoudig meisje was u aantrekkelijk en een halve nacht is mij ook wel genoeg", lachte hij. "Waar bevindt zich mijn slaapvertrek?"
"De kamertjes van de bedienden bevinden zich in de vroegere kerkers, maar het is er nu veel comfortabeler. U hoeft echt niet op water en brood", voegde ze er aan toe.
"Ik breng u er meteen naar toe, want ik heb een drukke dag achter de rug, morgen wordt het spannend en zelfs vannacht zult u me niet veel rust gunnen, ben ik bang".
"Dat heeft u goed gezien", zei de Notaris op zijn beurt.
"Ik ben ondanks mijn wat hogere leeftijd nog in prima vorm, zowel lichamelijk als geestelijk. Dat gaat toch altijd samen. 'Zorgen maken de migraine', zeg ik altijd. Gelukkig is de migraine bij mij de laatste tijd ver te zoeken", verklaarde hij opgewekt.
"Maar het spijt mij dat ik u niet verder kan helpen met uw problemen".
De Notaris liet zich door Anne-Christine gedwee naar ''n van de kamertjes van de bedienden brengen en keurde de sobere, maar schone inrichting ervan goed. "Het bed is wat smal, maar dat is niet erg want dan ligt u zo dadelijk lekker dicht tegen me aan", vond hij.
"Wat u zegt", beaamde Anne-Christine "ik wens u een prettige eerste helft van de nacht", voegde ze er betekenisvol aan toe en na deze woorden sloot ze de deur en schoof de drie grote grendels aan de buitenkant zorgvuldig op hun plaats. Hierna liep ze vlug naar haar eigen slaapkamer, waar ze zo snel mogelijk in bed sprong om krachten op te doen voor de komende spannende uren.
Pas laat in de ochtend schrok ze wakker.
"Ik heb me verslapen en de verkoop zal zo wel gaan beginnen", meende ze en hierin had ze gelijk, want nauwelijks een kwartier later belde de gerechtsdeurwaarder al aan. Anne-Christine was net aangekleed en kon hem binnenlaten.
"Mijn excuses, Jonkvrouwe", zei de deurwaarder, "ik weet dat ik u met mijn bezigheden in het ongeluk stort, maar mijn werk is nu eenmaal het uitvoeren van de wet".
"Ik neem het u niet persoonlijk kwalijk", zei Anne-Christine, "en als er geen bezwaar tegen is, wilde ik zelf ook tot de bieders behoren".
"Daar is geen enkel wettelijk bezwaar tegen, maar ik vrees dat u het daarbij moeilijk zult krijgen", zei de deurwaarder.
Na zijn woorden diende de dokter van Weezebeecke zich aan. Anne-Christine deed hem open. De arts was verrast de kasteelvrouwe hier aan te treffen.
"Het spijt mij dat u dit allemaal moet meemaken", zei hij op het eerste gezicht oprecht. Na hem kwam alleen Ruyters nog en zelfs na een half uur wachten kwamen er geen belangstellenden meer. De deurwaarder wachtte niet langer en begon zijn inleiding voor de drie toehoorders:
"Wij zijn hier gekomen voor de veiling van het Kasteel van den Weezebeecke, om tegemoet te komen aan de schulden die de Kasteelheer van den Weezebeecke heeft gemaakt. Het slot zal aan de hoogste bieder worden verkocht. Wie mag ik het eerste bod laten doen?"
"Een daalder", zei Anne-Christine.
"Het eerste bod is een daalder", herhaalde de deurwaarder, "wie biedt er meer? U misschien, mijnheer de dokter?"
"Nee, ik ben alleen uit belangstelling gekomen. Ik ben ook te oud om een Kasteel te onderhouden. Vijftig jaar geleden was het mij welkom geweest, maar nu begin ik er niet meer aan".
Ruyters moest eveneens bekennen dat hij er niet over dacht om serieus te bieden.
"Eenmaal andermaal", zo sprak de deurwaarder, "het Slot is verkocht aan de Kasteelvrouwe van den Weezebeecke, die dus eigenaresse blijft voor de prijs van een daalder. De enige schuldeiser, de Notaris van Weezebeecke is hiermee volledig betaald".
De beide andere mannen konden hun verrassing niet verbergen.
"Waarom is hij niet komen opdagen?" vroegen zij zich af.
Snel tastte Anne-Christine in haar beursje en gaf de deurwaarder de daalder waar hij recht op had. Deze had verder niets meer in Kasteel te zoeken.
"De officiele papieren krijgt u met een weekje opgestuurd", zei hij nog, voordat hij verdween.
"Ik zal het u vertellen, mijnheer de dokter", zei Anne-Christine toen ze er zeker van was dat de deurwaarder haar niet meer kon horen, "de Notaris had graag bij de verkoop aanwezig willen zijn. Hij bevindt zich zelfs in het Kasteel, maar kon niet bij de verkoping zijn, omdat hij momenteel door al zijn zorgen een zware migraine-aanval heeft opgelopen. Wellicht dat u even naar hem wilt kijken. Hij ligt in het dienstbodenkamertje met de drie grendels. Ruyters zal u de weg wel wijzen".