Het Moskovisch Servies 1.1

"Waarom ik je heb laten komen, Aardewerk, is het volgende", sprak Pieter Pennickx enigszins theatraal. "Jij als kenner van porselein en glaswerk...".

"Kristal", verbeterde Adriaan Aardewerk hem.

"Goed dan, jij als kenner van porselein en kristal, jij kunt me helpen. Ik heb van mijn oom Archibald, die misschien nog wel meer van dat spul afwist dan jij, een hele partij van die rommel ge%rfd. Hij is vorig jaar overleden. Of was het al in 1849? Nou, wat maakt het eigenlijk ook uit. In ieder geval staat het hier allemaal hopeloos in de weg en ik zou het waarderen als jij je deskundig oog er eens op wierp. Wie weet is het nog wat waard".

De woorden 'spul' en 'rommel' deden Aardewerk rillen, maar Pennickx was een invloedrijk man die je beter niet tegen de haren in kon strijken. Vandaar dat hij dan ook op de uitnodiging was ingegaan en nu aan een glas veel te zoete port zat te nippen.

"Voordat ik je de spullen laat zien, moet ik je eerst nog iets anders vertellen", vervolgde Pennickx zijn betoog. "Mijn dienstmaagd is onlangs vertrokken, zij is gehuwd en ik zit al een week zonder. In de afgelopen dagen heb ik de sleutelmaker laten komen om extra grote sleutelgaten te laten maken. Dit met het oog op de nieuwe meid, maar dat had je natuurlijk al lang begrepen", zei hij, er een vette knipoog aan toevoegend.

"Alles tot je dienst, Pieter, maar ik ben geen sleutelmaker. Ik kan zijn werk niet beoordelen en voor een goede meid moet je bij mijn vrouw zijn. Die heeft in ieder geval oog voor de huishoudelijke kwaliteiten. Zelf kan je haar uiterlijk het best beoordelen, dus ik zie niet wat ik met mijn porseleinkennis aan je amoureuze avonturen kan bijdragen".

"Dat komt omdat je geen fantasie hebt, zoals ik", zei Pennickx zelfvoldaan.

"Ik heb alles overdacht en er kan domweg niets misgaan, als jij me helpt. Je weet hoe moeilijk het is voor een man van mijn leeftijd om een jonge meid in bed te krijgen. Niet dat het me daarom te doen is, want daarmee kom ik toch niet meer aan mijn gerief, maar ik zou graag eens de billetjes van een dienstmaagd in harde aanraking laten komen met mijn vlakke hand".

Pennickx lachte hard en Aardewerk wilde niet onbeleefd zijn en deed ook een poging. Hij kreeg steeds meer een afkeer van zijn gastheer en hoopte dat de kwelling niet al te lang meer zou duren.

"Kan jij een paar onderdelen van mijn erfenis zo behandelen, dat zij gegarandeerd breken, dan heb ik tenminste een reden om mijn meid eens flink onder handen te nemen".

Aardewerk moest even slikken en wist om tijd te winnen niets anders uit te brengen dan: "dat hangt er van af, dan zou ik je erfenis eens moeten zien".

"Dat kan gebeuren, Adriaan, het staat hier naast", zei Pennickx.

Hij stond op en leidde de gast naar de antichambre waarin een paar kisten met houtwol stonden uitgestald. Voorzichtig tilde Aardewerk een rijk bewerkt stuk kristal uit de eerste doos en hij kon zijn verwondering niet onderdrukken.

Voordat Pennickx hem iets kon vragen, sprak Aardewerk: "dit is een deel van het Moskovisch Servies. Dat is een fortuin waard!"

"En wat mag dat dan zijn?" vroeg Pennickx, wiens hoofd eigenlijk nog steeds meer naar jonge dienstmaagden stond dan naar een servies uit Moskou.

"Aan het Moskovisch Servies is een verhaal verbonden. Het was eens de trots van de Russische Tsaar Wladimir die het aan de Tsarina heeft geschonken bij de geboorte van hun eerste kind. Bij de derde verjaardag van de kleine Tsarevitch is het tijdens het bal gestolen. Niemand weet wie het heeft. De Tsaar heeft alle aanwezigen laten fouilleren, maar het was weg en het bleef weg. Hij heeft meteen alle bedienden laten vermoorden in de hoop hiermee een mogelijke schuldige te straffen. De edelen waren natuurlijk beschermd door hun status, maar hij heeft ze toch willen treffen en heeft ze persoonlijk allen hun baard en snor afgeschoren. Hiervan heeft zelfs de Tsarina hem niet kunnen weerhouden, terwijl zij de enige was die nog een beetje invloed op hem had. Veel edelen waren verbolgen over dit onrecht en het meest nog de Grootvorst van Transsyldavi%. Hij zwoer dat zijn baard er niet voor niets was afgegaan en dat hij ooit nog eigenaar van het Moskovisch Servies zou worden. Als het hem niet zou lukken, dan moesten zijn kinderen en kleinkinderen zijn speurtocht voortzetten, anders zouden ze de kroon van Transsyldavi% niet mogen dragen. Geregeld duiken er sinds die tijd nagemaakte Moskovische Serviezen op, waarmee men de enorme som die de Transsyldavische Grootvorst voor dit kristal heeft uitgetrokken, hoopt te kunnen opstrijken".

"En dit is het echte Moskovisch Servies?" vroeg Pennickx, wiens belangstelling nu toch wel was gewekt.

"We kunnen kijken, Pieter, help maar even uitpakken, dan weten we het zo".

Na enige tijd stonden er tussen wat losse plukken houtwol twaalf glazen en een karaf op tafel te pronken. Voorzichtig tilde Aardewerk de karaf op, hield de hals lichtjes tussen duim en wijsvinger en tikte tegen de buik. Een heldere klank vulde de ruimte. De glazen liet hij een voor een zingen door met zijn vochtige wijsvinger over de rand te draaien. Zij lieten alle het zelfde heldere geluid horen.

"Jammer voor je, Pieter, het is een niet onaardige replica, want er zit te veel veldspaat in het kristal en te weinig kwarts om echt te zijn. Zo'n imitatie is niet al te veel waard, ik denk zo'n 10 daalder, maar ik wil je er wel 15 voor geven."

"Houd je koopmanspraatjes maar voor je, daarvoor heb ik je niet laten komen. Als ik 15 daalder nodig heb dan kom ik wel weer eens bij je terug", bulderde Pennickx, tevreden over de mensenkennis die hij ten toon meende te spreiden.

"Kan jij dit Moskovisch Servies zo behandelen dat het snel breekt?" vervolgde hij.

"Met kristal ligt dat nogal moeilijk, daar kan je doorheen kijken en zien dat er iets mee mis is, maar heb je geen porselein?" vroeg Aardewerk.

"Vast en zeker, mijn oom Archibald had er van alles bij zitten. Kijk maar eens in de andere kist".

Uit de tweede kist tilde Aardewerk een kommetje waarop een vreemd motief was aangebracht.

"Ahh.. een Attilla-kommetje, dat is hiervoor precies goed", sprak hij lachend toen hij het voorwerp in de handen van zijn vriend Pieter legde. Deze keek naar het niet al te indrukwekkende stuk porselein en wist niet wat hij er mee aan moest.

"De grote veldheer Attilla heeft tijdens zijn plundertochten veel veroverd, maar ook veel handel gedreven. De voorwerpen die hij in West Europa stal, ruilde hij in China tegen deze kommetjes, waarvan er vele duizenden zijn teruggevonden in de poesta's waar Attilla zich uiteindelijk terugtrok. Zij zijn nog minder waard dan je imitatieservies".

"Prima vent ben je, Aardewerk. Wil je dit kommetje voor me prepareren?" vroeg Pennickx hoopvol.

De porseleinkenner keek zijn gastheer aan en zei: "Ik voel aan dat je haast hebt. Ik neem het zo dadelijk mee en zal er vanavond aan werken. Morgen kan mijn vrouw het terugbrengen".

"Fantastisch, zo gaat het goed, en... kan je vrouw dan ook meteen voor een dienstmeid zorgen? Je zei me zo net dat ze daar wel wat vanaf weet."

"Dat weet ze zeker en ik vind het een heel plezierige eer om een oude vriend te kunnen helpen. Wat dacht je van morgenochtend 11 uur?"

"Ik zal er zeker zijn als je vrouw het kommetje en de dienstmaagd brengt. Daar blijf ik voor thuis".

Met deze woorden namen Aardewerk en Pennickx afscheid.

De volgende morgen om 11 uur werd er gebeld en Pennickx liet mevrouw Aardewerk en een meisje binnen.

"Mag ik u voorgaan naar de werkkamer, mevrouw Aardewerk?" sprak hij vriendelijk, want hij was in een goede bui.

"Jazeker en mijn man heeft dit pakje voor u meegegeven".

"Prachtig, prachtig, wilt u hem daarvoor hartelijk danken? Laat ons ook eens kijken naar het meisje. Hoe heet zij?" vroeg hij, niet aan de betrokkene zelf, maar aan mevrouw Aardewerk.

"Zij heet Anne-Christine van den Weezebeecke, zij komt uit de zuidelijke landen en stamt uit een oud adellijk geslacht dat aan spilzucht ten gronde is gegaan. Het is alles schulden wat de klok slaat. Over enkele weken wordt het Slot van den Weezebeecke geveild en dan nog zijn alle schuldeisers niet betaald. Het arme schaapje kan er natuurlijk ook niet veel aan doen. Het zijn de ouders die het allemaal verkeerd hebben gedaan. Haar vader is aan drank overleden en de moeder heeft zich niet lang daarna van het leven beroofd. Het kind moet nu uit werken om in haar eigen onderhoud te voorzien".

"Ja, ja", sprak Pennickx terwijl hij het meisje aandachtig in zich opnam. De blonde krullen rond het engelengezichtje en de intelligente oogopslag van Anne-Christine stemden hem tot tevredenheid en hij zei voor zijn doen ongewoon bedachtzaam: "Anne-Christine is een veel te lange naam voor een dienstmeid. Ik zal je Johanna noemen, dat is ook een mooie naam. Morgen kan je beginnen tegen het weekloon van 2 daalder. Hier is de sleutel".

Het meisje maakte een lichte kniebuiging zonder iets te zeggen en het was mevrouw Aardewerk die het woord nam: "Mijnheer Pennickx, ik zal uw dank aan mijn man overbrengen en ik ben er zeker van dat Anne-Chr... ik bedoel Johanna, aan uw verwachtingen zal voldoen".

Weinig later was Pieter Pennickx weer alleen en was hij in staat om het pakje van het papier te ontdoen. Het kommetje dat eruit kwam was praktisch onbeschadigd. Er zat een briefje bij waarop stond: "Amice, het kommetje heb ik gebroken en weer hersteld met in water oplosbare lijm. Laat het afwassen en het zal gegarandeerd breken! Veel succes, je goede vriend Adriaan".

Pennickx plaatste het kommetje weer tussen de andere en wachtte de ontwikkelingen af die hij zelf in gang had gezet.

De volgende ochtend stond 'Johanna' al vroeg in de keuken. Zij had de thee al klaar toen Pennickx nog ongeschoren aan de eettafel verscheen.

"Prima, Johanna, het is goed dat er weer een vrouw in dit huis is, dan komt het wat op orde. Je kunt het kamertje hiernaast betrekken", sprak hij, wijzend op de deur naast de keuken en kijkend naar het mandje waarin Johanna haar kleren bij zich droeg.

"Zoals u wilt, mijnheer" zei ze terug met een stem waarvoor Pieter Pennickx niet geheel ongevoelig bleef.

"Je kunt het beste vandaag al beginnen met het uitpakken en afwassen van de erfenis van mijn oom. Hij was een glas- en porseleinverzamelaar en zijn hele bezit staat in de antichambre. Maar breek niets, want het zijn kostbare stukken. Er zit een servies uit Moskou bij waarvoor 700 edelen zijn vermoord", fantaseerde hij er op los. "Voor mijn ontbijt zorg ik verder zelf wel".

"Zoals u wilt, mijnheer, ik zal voorzichtig zijn", zei Johanna, terwijl ze zich met haar mandje uit de voeten maakte.

Na zijn ontbijt ging Pennickx naar de antichambre, waar Johanna al druk bezig was met het uitpakken van de eerste kisten.

"Het glaswerk in de eerste kist is het servies. Dat kan je afwassen, want ik wil het vanaf vandaag gebruiken. Vul de karaf maar met port. In de tweede kist zitten Attilla-kommetjes. Het is Chinees porselein. Als ze ook hebt gewassen mag je ze op het dressoir zetten. Daarna zal het wel tijd worden om inkopen te doen voor het avondmaal."

"Zoals u wilt, mijnheer", was het antwoord van Johanna.

Het leek Pennickx die dag niet verstandig om naar De Kleine Societeit te gaan. In plaats daarvan bleef hij liever thuis om een brief naar zijn bankier te schrijven over de traagheid waarmee de afschriften hem bereikten. Maar nog voordat hij er zijn handtekening onder had kunnen zetten, werd er op de deur van zijn werkkamer geklopt.

"Binnen", riep hij en het was Johanna, die daar stond, met in haar handen de scherven van ''n van de Attilla-kommetjes.

"Ik kon er echt niets aan doen, mijnheer. Het kommetje brak bij het wassen."

Pennickx zette eerst zijn handtekening op het papier en deed vervolgens de brief in het omslag.

"Kom eens hier, Johanna", sprak hij tegen het meisje dat nog steeds in de deuropening stond.

"Weet je wel waar dat vandaan komt? Mijn oom heeft zijn hele leven besteed aan het bij elkaar sparen van dit bezit en de eerste de beste dienstmeid laat het in stukken vallen! Tien eeuwen heeft het overleefd en jij kunt het nog geen kwartier in je handen houden zonder het te breken! Het is minstens vijftienhonderd daalder waard. Dat verdien je in geen jaren bij elkaar. Wat doen we hier nu aan?"

Het meisje keek vertwijfeld voor zich uit, zonder dat ze het antwoord kon vinden. Het huilen scheen haar nader dan het lachen.

"Als ik rijk word, kan ik u misschien terugbetalen", zei ze met een hese stem.

"Ha ha, rijk worden! Die is goed! Je bent zo arm als een kerkrat en je familie heeft alleen maar schulden. Nee, dat geld ben ik kwijt, maar ik zal het goed met je maken. Vanavond voor het slapen gaan kom je bij me en dan zal ik je een pak op je billen geven. Misschien dat je dan wat voorzichtiger wordt. Je kunt nu wel gaan".

"Dank u wel, mijnheer", zei Johanna toen zij de deur achter zich dicht deed.

Die avond werd er om negen uur op de deur van Pennickx' werkkamer geklopt en Johanna stapte naar binnen zonder zijn toestemming af te wachten. Ze was in haar nachthemd gekleed en bleef zonder iets te zeggen bij de deur staan.

Pennickx kwam achter zijn bureau vandaan, nam plaats bij een haardbankje en wenkte haar te komen. Zonder dat er uitleg nodig was, gleed Johanna uit haar nachthemd op boog zich over het bankje. Penninckx keek naar het gezicht van het meisje, dat naar hem terugkeek. Er verschenen blosjes op haar wangen en ze deed haar ogen dicht. Even haalde hij zijn hand door haar haar en meteen daarna begon hij aan het werk waarvoor zij gekomen was.

Bij de eerste klappen voelde zij blijkbaar nog weinig want ze zei zachtjes, maar toch hoorbaar: "harder, harder!" terwijl hij zijn slagen toediende.

Pennickx deed er een schepje bovenop, maar werd al snel moe. Na een stuk of twintig-dertig slagen had hij zijn plezier gehad en stopte hij er mee.

"Doorgaan.... alstublieft, ik heb toch het verdiend?" vroeg Johanna vanuit haar ongemakkelijke positie.

"Nee, het is welletjes", zei Penninckx, "je moet nu maar gaan slapen".

Johanna raapte zichzelf bij elkaar en verdween stilletjes naar haar kamertje.

De volgende dag bij het ontbijt, trof Pennickx een opgewekte Johanna aan, die bezig was de karaf met port te vullen. Hij wist niet direct hoe hij moest beginnen.

"Johanna, ik merkte dat je het gisteren niet onplezierig vond om slaag te krijgen. Je kunt van mij een daalder per keer krijgen als we dit iedere dag herhalen."

Johanna schrok.

"Maar mijnheer, Onze Lieve Heer heeft toch duidelijke regels gesteld. Als ik slaag heb verdiend, dan moet ik ze krijgen, maar slaag voor geld, dat is toch zonde?"

Pennickx was op dit antwoord niet voorbereid.

"Inderdaad, Johanna, God heeft dit niet gewild, maar als wij er beiden plezier aan beleven, dan moet er toch iets te vinden zijn?"

Johanna keek hem uitdagend aan. Ze zette ''n van de glazen van het Moskovisch Servies op de rand van de tafel, tikte het glas om en kon het nog net opvangen voordat het in duizend stukken op de harde plavuizen uit elkaar zou spatten.

"Een ongeluk zit in een klein hoekje, is het niet, mijnheer?"

"Ja, dat is zo", moest Pennickx toegeven bij het aanschouwen van zoveel wijsheid.

"Elk glas is twintig slagen, maar als je de karaf breekt, dan laat ik je van je eigen geld bij de zadelmaker een leren zweep kopen, waarmee je er van langs zult krijgen", had hij al snel bepaald.

"U bent een lieve mijnheer" zei het meisje en zachtjes neuriend begon ze de tafel met een doek af te nemen.

Tijdens het opdienen van het avondmaal moest Johanna bekennen dat zij die dag een Moskovisch Glas had gebroken.

"Wat moet ik met de scherven doen, mijnheer?" vroeg ze netjes.

"Gooi ze maar weg. Maar vanavond krijg je er twintig, als verdiende straf".

"Zoals u wilt, mijnheer", sprak Johanna zonder dat er van haar gezicht iets was af te lezen.

Die avond was zij er inderdaad en de twintig slagen schenen haar evenveel plezier te doen als die van de avond ervoor.

Zo verstreken de dagen en Pennickx was zo de gelukkigste man van de wereld aan het worden. Iedere dag een glas, iedere avond plezier. Op de avond van het twaalfde glas, dronk Pennickx uit voorzorg zijn karaf helemaal leeg en gaf hem aan Johanna met de opdracht: "Zet de karaf maar in de keuken. Morgen kan je hem omspoelen en opnieuw vullen".

Johanna nam hem onder haar arm mee, met het bekende "zoals u wilt, mijnheer" en keerde niet meer terug.

Na een uurtje kon Pennickx zijn ongeduld niet meer bedwingen.

Hij liep op zijn tenen naar de keuken om te kijken hij zich al kon verheugen op een berg Moskovische scherven, maar hij kon noch de karaf, noch de scherven vinden. Hierna liep hij naar de deur van haar kamer en boog zich naar het vergrote sleutelgat om te zien of zij de karaf soms op haar nachtkastje had gezet.

Zijn ogen moesten even aan het weinige licht in Johanna's kamer wennen. Na een paar tellen zag hij dat Johanna in haar nachthemd een rondedansje maakte met de karaf in haar armen. Soms tilde zij hem in aanbidding op of gooide hem een eindje in de lucht. Dan weer drukte zij hem aan haar boezem of gaf een kusje op de dikke buik. Het laatste dat hij zag was dat Johanna haar nachthemd van haar schouders liet glijden en met de karaf in haar armen in bed stapte.

"Wat een lief klein loedertje toch!" was wat hij dacht bij het zien van dit schouwspel, maar al snel blies Johanna de kaars uit en kon Pennickx niets anders doen dan zijn oor aan de deur drukken.

Zo bleef Penninckx nog een tijdje staan luisteren en zijn geduld werd beloond want hij hoorde hoe Johanna zich met de karaf vermaakte. In stilte hoopte hij vurig dat ze de karaf zou breken. Ze ging zo te horen nogal wild tekeer en de hals was dun en breekbaar. Maar dat viel tegen. Er was geen geluid te horen waaruit kon blijken dat het Kristal het begaf.

Toen alles rustig werd en Pennickx bemerkte dat hij koud en stijf was geworden, moest hij zich terugtrekken.

Hij was de gang nog niet uit of hij hoorde het uitbundige gerinkel van brekend kristal en een schaterende lach van Johanna.

"Dus toch!" dacht hij en hij verheugde zich op de volgende dag.

Pennickx verscheen aan het ontbijt alsof hij die nacht niet uren lang aan het sleutelgat had staan kijken en luisteren. Johanna was zichtbaar uit haar doen en kon niet goed uit haar woorden komen toen ze zei: "De karaf is er niet meer, ik heb wel scherven, maar hij is weg".

"Je weet wat we hebben afgesproken", zei Pennickx, die de situatie volkomen meester leek te zijn.

"Je koopt vandaag bij de zadelmaker een zweep en vanavond zal ik je hiermee laten kennismaken."

"Zoals u wilt, mijnheer" zei ze wat rustiger nu het hoge woord eruit was.

"Ik ga zo dadelijk op pad".

Even later stapte Johanna met haar mandje het huis uit. Ze liep gehaast, maar ze liep de winkel van de zadelmaker voorbij, zonder er zelfs maar een blik op te werpen. Haar weg voerde verder, ze ging naar mijnheer Aardewerk waar ze de Gezant van de Grootvorst van Transsyldavi% aantrof.

Deze maakte een elegante buiging voor haar, ondanks haar uiterlijk van een dienstmeisje.

Aardewerk was gespannen en vroeg meteen: "en de Karaf, heb je die ook?"

Johanna knikte met een brede glimlach en toverde de Karaf en de twaalf Glazen uit haar mand.

Ze zei: "De koets naar Weezebeecke vertrekt over een half uur en ik moet mij nog omkleden."

De Transsyldavische Gezant sprak: "Ik ben bij de Notaris geweest en de halve beloning voor het Moskovisch Servies is ruim voldoende om uw vaders schulden mee te kunnn aflossen".

Hierna bogen beide mannen zich over het Kristal.

"Ik wist meteen dat het echt was", zei Aardewerk.

"Maar om het hier te krijgen was een heel ander verhaal", dacht Anne-Christine van den Weezebeecke.